Zauber in het Zweeds vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Zauber:
- attraktivitet; charm; tjusning; förtrollning; ljuvhet; utstrålning; magi; trolleri; trolldom; svartkonst; häxkonst; häxeri
Wiktionary:
- Zauber → magi, trolldom, trollformel, besvärjelse, häxeri

Duits

Uitgebreide vertaling voor Zauber (Duits) in het Zweeds

der Zauber (Anmut; Scharm; Reiz; Bezauberung; Grazie; Lieblichkeit; Liebreiz)
attraktivitet; charm; tjusning; förtrollning; ljuvhet
- attraktivitet [-en] zelfstandig naamwoord
- charm [-en] zelfstandig naamwoord
- tjusning [-en] zelfstandig naamwoord
- förtrollning [-en] zelfstandig naamwoord
- ljuvhet [-en] zelfstandig naamwoord
der Zauber (Reiz; Bezauberung; Anmut; Charme; Versuchung; Verführung)
charm; utstrålning
- charm [-en] zelfstandig naamwoord
- utstrålning [-en] zelfstandig naamwoord
der Zauber (Zauberei)
förtrollning; magi; trolleri; trolldom; svartkonst; häxkonst
- förtrollning [-en] zelfstandig naamwoord
- magi [-en] zelfstandig naamwoord
- trolleri [-ett] zelfstandig naamwoord
- trolldom [-en] zelfstandig naamwoord
- svartkonst [-en] zelfstandig naamwoord
- häxkonst zelfstandig naamwoord
der Zauber (Zauberkunst; Zauberei; Magie; Gaukelei; Hokuspokus)
förtrollning; häxeri; magi; trolldom
- förtrollning [-en] zelfstandig naamwoord
- häxeri [-ett] zelfstandig naamwoord
- magi [-en] zelfstandig naamwoord
- trolldom [-en] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
attraktivitet	Anmut; Bezauberung; Grazie; Lieblichkeit; Liebreiz; Reiz; Scharm; Zauber
charm	Anmut; Bezauberung; Charme; Grazie; Lieblichkeit; Liebreiz; Reiz; Scharm; Verführung; Versuchung; Zauber	Anmut; Betören; Liebenswürdigkeit; Liebreiz
förtrollning	Anmut; Bezauberung; Gaukelei; Grazie; Hokuspokus; Lieblichkeit; Liebreiz; Magie; Reiz; Scharm; Zauber; Zauberei; Zauberkunst	Bann; Zauberformel; Zaubermittel; Zauberspruch; bezaubernder Einfluß
häxeri	Gaukelei; Hokuspokus; Magie; Zauber; Zauberei; Zauberkunst	Hexerei; Zauberei
häxkonst	Zauber; Zauberei
ljuvhet	Anmut; Bezauberung; Grazie; Lieblichkeit; Liebreiz; Reiz; Scharm; Zauber
magi	Gaukelei; Hokuspokus; Magie; Zauber; Zauberei; Zauberkunst	Bezauberung; Hexerei; Hokuspokus; Magie; Zauberei; Zauberkunst; Zauberkünstler
svartkonst	Zauber; Zauberei	Geisterbeschwörung
tjusning	Anmut; Bezauberung; Grazie; Lieblichkeit; Liebreiz; Reiz; Scharm; Zauber
trolldom	Gaukelei; Hokuspokus; Magie; Zauber; Zauberei; Zauberkunst	Hexerei; Zauberei
trolleri	Zauber; Zauberei	Bezauberung; Hexerei; Hokuspokus; Magie; Zauberei; Zauberkunst; Zauberkünstler
utstrålning	Anmut; Bezauberung; Charme; Reiz; Verführung; Versuchung; Zauber	Ausstrahlung; Charisma

Cross Translation:

From	To	Via
• Zauber	→ magi; trolldom	↔ magic — use of supernatural rituals, forces etc.
• Zauber	→ trollformel; besvärjelse	↔ spell — magical effect of such incantation
• Zauber	→ häxeri	↔ charme — Sort
• Zauber	→ häxeri	↔ enchantement — propre\|fr ou (figuré) action d’enchanter; ou résultat de cette action.
• Zauber	→ häxeri	↔ sortilège — action de jeter un sort ; maléfice, artifice de sorcier.