Duits
Uitgebreide vertaling voor Witzigkeit (Duits) in het Zweeds
Witzigkeit:
-
die Witzigkeit (Spaßmacherei; Drolligkeit)
skälmskhet; okynighet; spjuveraktighet; busighet-
okynighet zelfstandig naamwoord
-
spjuveraktighet zelfstandig naamwoord
-
busighet zelfstandig naamwoord
-
die Witzigkeit (List; Trick; Spitzfindigkeit; Kniff; Pfiffigkeit; Gerissenheit; Gewandtheit; Dreistigkeit; Schlauheit; Gewieftheit)
-
die Witzigkeit (Schlagfertigkeit; Klugheit; Gewandtheit; Schlauheit; Pfiffigkeit; Gerissenheit; Spitzfindigkeit; Schneidigkeit; Gewieftheit)
handlingskraft; slagkraft; färmitet; slagfärdighet-
handlingskraft zelfstandig naamwoord
-
slagkraft zelfstandig naamwoord
-
färmitet zelfstandig naamwoord
-
slagfärdighet zelfstandig naamwoord
-