Wissen in het Zweeds vertaald uit het Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Wissen:
- vetenskap; kunskap; händighet; duktighet; skicklighet; lärande; förmåga; färdighet
Wiktionary:
- Wissen → kunskap, vetskap
- Wissen → kunskap, kännedom, vetande

Duits

Uitgebreide vertaling voor Wissen (Duits) in het Zweeds

Wissen:

Wissen [das ~] zelfstandig naamwoord

Wissen (Kenntnis; Sachverstand; Wissenschaft; Gelehrtheit)
vetenskap
- vetenskap [-en] zelfstandig naamwoord
Wissen (Wissenschaft; Fachwissen)
kunskap
- kunskap [-en] zelfstandig naamwoord
Wissen (Geschicklichkeit; Kunst; Künste; Trick; Kniff; Gewandtheit; Geschicktheit; Tüchtigkeit; Sachverstand; Kenntnis; Fertigkeit; Gelehrtheit)
händighet; duktighet; skicklighet
- händighet zelfstandig naamwoord
- duktighet zelfstandig naamwoord
- skicklighet [-en] zelfstandig naamwoord
Wissen (Gelehrtheit; Kenntnis; Sachverstand)
lärande
- lärande zelfstandig naamwoord
Wissen (Können; Fähigkeit; Kenntnisse; Tüchtigkeit; Kunst; Könnerschaft)
kunskap; förmåga; färdighet; skicklighet
- kunskap [-en] zelfstandig naamwoord
- förmåga [-en] zelfstandig naamwoord
- färdighet [-en] zelfstandig naamwoord
- skicklighet [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Wissen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
duktighet	Fertigkeit; Gelehrtheit; Geschicklichkeit; Geschicktheit; Gewandtheit; Kenntnis; Kniff; Kunst; Künste; Sachverstand; Trick; Tüchtigkeit; Wissen
färdighet	Fähigkeit; Kenntnisse; Kunst; Können; Könnerschaft; Tüchtigkeit; Wissen	Behendigkeit; Energie; Fazilität; Fertigkeit; Fähigkeit; Geschicklichkeit; Geschicktheit; Kapazität; Komfort; Leistungsfähigkeit; Leistungsvermögen; Qualifikation; Vermögen
förmåga	Fähigkeit; Kenntnisse; Kunst; Können; Könnerschaft; Tüchtigkeit; Wissen	Befugnis; Behendigkeit; Eignung; Energie; Fertigkeit; Fähigkeit; Geschicklichkeit; Geschicktheit; Kapazität; Kompetenz; Können; Leistungsfähigkeit; Leistungsvermögen; Qualität; Reichtum; Sachverstand; Tauglichkeit; Vermögen; Zuständigkeit
händighet	Fertigkeit; Gelehrtheit; Geschicklichkeit; Geschicktheit; Gewandtheit; Kenntnis; Kniff; Kunst; Künste; Sachverstand; Trick; Tüchtigkeit; Wissen
kunskap	Fachwissen; Fähigkeit; Kenntnisse; Kunst; Können; Könnerschaft; Tüchtigkeit; Wissen; Wissenschaft	Bekannte; Erfahrung; Erkenntnis; Geübtheit; Gnosis; Praxis; Routine
lärande	Gelehrtheit; Kenntnis; Sachverstand; Wissen	Aneignen; Anlernen; Kurs; Lehre; Unterricht
skicklighet	Fertigkeit; Fähigkeit; Gelehrtheit; Geschicklichkeit; Geschicktheit; Gewandtheit; Kenntnis; Kenntnisse; Kniff; Kunst; Können; Könnerschaft; Künste; Sachverstand; Trick; Tüchtigkeit; Wissen	Begabung; Behendigkeit; Eignung; Fertigkeit; Fähigkeit; Geschicklichkeit; Geschicktheit; Kapazität; Können; Leistungsfähigkeit; Qualität; Reichtum; Sachverstand; Tauglichkeit; Vermögen
vetenskap	Gelehrtheit; Kenntnis; Sachverstand; Wissen; Wissenschaft	Mitwissen

Synoniemen voor "Wissen":

Ahnung; Fähigkeit; Kenntnis; Kenntnisstand; Know-how; Kompetenz; Können; Rüstzeug; Sachkenntnis; Sachkunde; Sachverstand; Schimmer; Wissensstand; psychologische Eigenschaft
Daten; Datenansammlung; Fakten; Information; Abstraktion

Wiktionary: Wissen

Wissen

noun

Kenntnis und Verständnis von Fakten, Wahrheiten und Informationen
- Wissen → kunskap; vetskap

Cross Translation:

From	To	Via
• Wissen	→ kunskap	↔ knowledge — fact of knowing about something; understanding, familiarity with information
• Wissen	→ kännedom	↔ knowledge — awareness, state of having been informed
• Wissen	→ vetande	↔ science — fact of knowing something
• Wissen	→ kunskap	↔ science — knowledge gained through study or practice
• Wissen	→ kännedom; kunskap	↔ connaissance — Idée, notion qu’on a de quelque chose, de quelqu’un; le fait de le connaître

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Wissen

Remove Ads

Vertaal Wissen van Duits naar Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Wissen (Duits) in het Zweeds

Wissen:

Wissen [das ~] zelfstandig naamwoord

Wissen (Kenntnis; Sachverstand; Wissenschaft; Gelehrtheit)

Wissen (Wissenschaft; Fachwissen)

Wissen (Geschicklichkeit; Kunst; Künste; Trick; Kniff; Gewandtheit; Geschicktheit; Tüchtigkeit; Sachverstand; Kenntnis; Fertigkeit; Gelehrtheit)

Wissen (Gelehrtheit; Kenntnis; Sachverstand)

Wissen (Können; Fähigkeit; Kenntnisse; Tüchtigkeit; Kunst; Könnerschaft)

Vertaal Matrix voor Wissen:

Synoniemen voor "Wissen":

Wiktionary: Wissen

Verwante vertalingen van Wissen