Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal Wickel

Vertaal Wickel van Duits naar Zweeds

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Wickel:
- knut; binda; bandage; bindel
Wiktionary:
- Wickel → omslag

Duits

Uitgebreide vertaling voor Wickel (Duits) in het Zweeds

Wickel:

Wickel [der ~] zelfstandig naamwoord

der Wickel (strenges Garn; Knäuel)
knut
- knut zelfstandig naamwoord
der Wickel (Wickelbinde)
binda; bandage; bindel
- binda [-en] zelfstandig naamwoord
- bandage [-ett] zelfstandig naamwoord
- bindel [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Wickel:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bandage	Wickel; Wickelbinde	Bandagierungen; Binde; Schlinge; Verband; Verbandszeug; Verbände
binda	Wickel; Wickelbinde	Damenbinde; Monatsbinde
bindel	Wickel; Wickelbinde	Binde; Verband
knut	Knäuel; Wickel; strenges Garn	Dutt; Haarknoten; Knoten; Knäuel; Knötchen; Laufknoten; Schlinge; Strähne
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
binda		anbinden; anknöpfen; anlegen; befestigen; binden; fesseln; festbinden; festknöpfen; festknüpfen; festlegen; festmachen; festschnallen; festzurren; ketten; knebeln; ködern; mit der Schlinge fangen; schnüren; verknoten; vertäuen; zurren; zusammenbinden

Synoniemen voor "Wickel":

Auseinandersetzung; Clinch; Fehde; Gekabbel; Gerangel; Hickhack; Klinsch; Knatsch; Konflikt; Kontroverse; Krach; Rangelei; Reiberei; Schererei; Schlagabtausch; Streit; Streitigkeit; Wortwechsel; Zank; Zoff; Zwist; Zwistigkeit

Wiktionary: Wickel

Wickel

noun

Medizin: ein oder mehrere zirkulär um den Körper oder einen Körperteil angelegte Tücher, die befeuchtet oder mit einer Substanz bestrichen sind
- Wickel → omslag