Overzicht
Duits naar Zweeds: Meer gegevens...
-
Weib:
- make eller maka; fru; livspartner; man; kvinna; satkäring; hora; hynda; häxa; orm; herre; person av manligt kön; make; livskamrat; äkta hälft; maka; subba; kärringjävel; fnask; äktapar
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor Weib (Duits) in het Zweeds
Weib:
-
Weib (Gattin; Frau; Gemahlin; Mann; Gemahl; Gatte)
make eller maka; fru; livspartner; man-
make eller maka zelfstandig naamwoord
-
livspartner zelfstandig naamwoord
-
-
Weib (Frauenzimmer; Weibsbild)
-
Weib (Hexe; Trulla; Schreckschraube; Fischweib; Schlange; Luder)
-
Weib (männliche Person; Mann; Kumpel; Kerl; Gatte; Gemahl; Gefährte; Freund; Partner; Teilhaber)
herre; man; person av manligt kön; make-
herre zelfstandig naamwoord
-
person av manligt kön zelfstandig naamwoord
-
-
Weib (Frau; Fräulein)
-
Weib (Gatte; Gattin; Frau; Ehehälfte; Gemahlin; Gemahl; Mann)
livskamrat; äkta hälft; fru; maka; make; man-
livskamrat zelfstandig naamwoord
-
äkta hälft zelfstandig naamwoord
-
-
Weib (Schreckschraube; Trulla; Hexe; Hündin; Fischweib; Schlange; Aas; Luder)
-
Weib (Trulla; Schreckschraube; Schlange; Aas; Fischweib; Luder; Hexe)
-
Weib (Gemahlin; Frau; Gattin)