Duits
Uitgebreide vertaling voor Urlaubszeit (Duits) in het Zweeds
Urlaubszeit:
-
die Urlaubszeit (Ferien; Urlaub; Studienurlaub; Erlaubnis; Erlaubnisschein; Wahlurlaubstag; Erholung; Bildungsurlaub)
skolledighet; skollov; lov; studiedag; ledig dag-
skolledighet zelfstandig naamwoord
-
studiedag zelfstandig naamwoord
-
ledig dag zelfstandig naamwoord
-
-
die Urlaubszeit (Ferienzeit)
-
die Urlaubszeit (Reisesaison; Ferienzeit; Sommerzeit)
semester säsong-
semester säsong zelfstandig naamwoord
-