Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Stiel:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Stiel (Duits) in het Zweeds

Stiel:

Stiel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Stiel (Stengel; Halm)
    stängel; stjälk
  2. der Stiel (Handgriff; Griff; Henkel; )
    grepp; fattning; fast tag
  3. der Stiel (Türgriff; Handgriff; Henkel)
    dörrhandtag

Vertaal Matrix voor Stiel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dörrhandtag Handgriff; Henkel; Stiel; Türgriff Türgriff; Tütklinken
fast tag Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick
fattning Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick
grepp Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick Festnehmen; Festpacken
stjälk Halm; Stengel; Stiel Schenkel
stängel Halm; Stengel; Stiel

Synoniemen voor "Stiel":


Wiktionary: Stiel

Stiel
noun
  1. Griff an Werkzeugen und Geräten
  2. Pflanzenteil Stängel