Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal Stück

Vertaal Stück van Duits naar Zweeds

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Stück:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Stück (Duits) in het Zweeds

Stück:

Stück [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Stück (Element; Teil; Bestandteil; )
    element; del; beståndsdel; ingrediens
  2. Stück (Teil; Segment; Anteil; )
    bit; del
    • bit [-en] zelfstandig naamwoord
    • del [-en] zelfstandig naamwoord
  3. Stück (Bühnenstück; Schauspiel; Drama)
    skådespel
  4. Stück (Kontingent; Anteil)
    kontingent
  5. Stück (Klumpen; Brocken; Zuckerwürfel; )
    bit; klump; klimp
    • bit [-en] zelfstandig naamwoord
    • klump [-en] zelfstandig naamwoord
    • klimp [-en] zelfstandig naamwoord
  6. Stück (Coupon; Schein; Kassenschein; )
    kupong; voucher
    • kupong [-en] zelfstandig naamwoord
    • voucher zelfstandig naamwoord
  7. Stück (Päckchen; Bund; Paket; )
    skiva; bit
    • skiva [-en] zelfstandig naamwoord
    • bit [-en] zelfstandig naamwoord
  8. Stück (Teilchen; Teil; Stückchen)
    del; liten del
    • del [-en] zelfstandig naamwoord
    • liten del zelfstandig naamwoord
  9. Stück (Stück Stoff; Flicklappen; Lappen; )
    duk; trasa; putstrasa
    • duk [-en] zelfstandig naamwoord
    • trasa [-en] zelfstandig naamwoord
    • putstrasa zelfstandig naamwoord
  10. Stück (Segment; Teil; Abschnitt; Bruchteil)
    sektion; segment; del
    • sektion [-en] zelfstandig naamwoord
    • segment [-ett] zelfstandig naamwoord
    • del [-en] zelfstandig naamwoord
  11. Stück (kleiner Brocken; Brocken)
    liten bit

Stück [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Stück (Anteil; Abschnitt)
    stycke; del; portion
    • stycke [-ett] zelfstandig naamwoord
    • del [-en] zelfstandig naamwoord
    • portion [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Stück:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beståndsdel Anteil; Bestandteil; Element; Segment; Stück; Teil; Teilchen
bit Anteil; Brocken; Bruchteil; Bund; Bündel; Glied; Kandisstückchen; Klumpen; Klümpchen; Kostüm; Kästchen; Paket; Postpaket; Päckchen; Scholle; Segment; Stück; Teil; Teilchen; Zuckerwürfel Anbeißen; Artikel; Aufsatz; Binärzahl; Bit; Biß; Brocken; Bruch; Fraktur; Grus; Holzschuh; Klecks; Klumpen; Klümpchen; Knacks; Menge; Publikation; Scheibe; Schnitte; Stückchen; Tölpel; Würfel; Würfelzucker; Zahnbruch; Zettel; großes und dickes Stück
del Abschnitt; Anteil; Bestandteil; Bruchteil; Element; Glied; Segment; Stück; Stückchen; Teil; Teilchen Anteil; Artikel; Aufsatz; Bezeichnung; Brocken; Portion; Publikation; Ration; Scheibe; Schnitte; Stückchen; Teil
duk Abschnitt; Coupon; Fetzen; Flicken; Flicklappen; Lappen; Lumpen; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Stück Stoff Lappen; Staubtuch; Staubtücher; Tischdecke; Tischtuch; Tischtücher; Tuch
element Anteil; Bestandteil; Element; Segment; Stück; Teil; Teilchen Element; Kühler
ingrediens Anteil; Bestandteil; Element; Segment; Stück; Teil; Teilchen
klimp Brocken; Kandisstückchen; Klumpen; Klümpchen; Scholle; Stück; Zuckerwürfel Brocken; Gicht; Grus; Holzschuh; Klecks; Klumpen; Tölpel
klump Brocken; Kandisstückchen; Klumpen; Klümpchen; Scholle; Stück; Zuckerwürfel Brocken; Büschel; Grus; Holzschuh; Klecks; Klumpen; Klümpchen; Menge; Tölpel; Würfel; Würfelzucker; großes und dickes Stück
kontingent Anteil; Kontingent; Stück
kupong Abschnitt; Coupon; Differenz; Fetzen; Fleck; Flicken; Flicklappen; Kassenschein; Kupon; Lappen; Lumpen; Marke; Reklamezettel; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Riester; Schein; Schlacke; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Surplus; Tuch; Zettel; kleineSchwanz; kleineSchwänze; Überbleibsel; Überrest Beweischen; Gutschein; Voucher
liten bit Brocken; Stück; kleiner Brocken
liten del Stück; Stückchen; Teil; Teilchen
portion Abschnitt; Anteil; Stück Anteil; Portion; Ration; Teil
putstrasa Abschnitt; Coupon; Fetzen; Flicken; Flicklappen; Lappen; Lumpen; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Stück Stoff Lappen; Lumpen; Putztuch; Scheuerlappen; Staubtuch; Staubtücher; Tuch
segment Abschnitt; Bruchteil; Segment; Stück; Teil Kontocodesegment; Segment
sektion Abschnitt; Bruchteil; Segment; Stück; Teil Abteilung; Dezernat; Durchschnitt; Geschäftsstelle; Sekte; Sektion; Verwaltungsregion; Zweigstelle
skiva Bund; Bündel; Kostüm; Kästchen; Paket; Postpaket; Päckchen; Stück Album; Fest; Festabend; Festlichkeit; LP; Langspielplatte; Rekord; Schallplatte; Scheibe; Schnitte; Zettel
skådespel Bühnenstück; Drama; Schauspiel; Stück Bühne; Bühnenstück; Podium; Schaubühne; Schauspiel; Spektakel; Theaterstück
stycke Abschnitt; Anteil; Stück Absatz; Abschnitt; Artikel; Aufsatz; Brocken; Bruch; Fraktur; Grus; Holzschuh; Klecks; Klumpen; Klümpchen; Menge; Publikation; Stückchen; Tölpel; Würfel; Würfelzucker; Zahnbruch; großes und dickes Stück
trasa Abschnitt; Coupon; Fetzen; Flicken; Flicklappen; Lappen; Lumpen; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Stück Stoff Lappen; Tuch
voucher Abschnitt; Coupon; Differenz; Fetzen; Fleck; Flicken; Flicklappen; Kassenschein; Kupon; Lappen; Lumpen; Marke; Reklamezettel; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Riester; Schein; Schlacke; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Surplus; Tuch; Zettel; kleineSchwanz; kleineSchwänze; Überbleibsel; Überrest Beweischen; Voucher
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skiva durchschneiden; teilen

Synoniemen voor "Stück":


Wiktionary: Stück

Stück
noun
  1. ohne Plural: allgemeiner Zahlklassifikator für Dinge, Pflanzen, Tiere
  2. ein Teil eines Ganzen
  3. ein Einzelnes von Dingen gleicher Art und Beschaffenheit
  4. -
  5. (umgangssprachlich), ohne Plural: eine Beleidigung, Herabwürdigung der Individualität des Menschen
Cross Translation:
FromToVia
• Stück → bit ↔ bit — small amount of something
• Stück → bit ↔ chunk — a part of something
• Stück → stycke; bit ↔ piece — part of a larger whole
• Stück → skiva ↔ slice — thin, broad piece cut off
• Stück → bit ↔ fragment — Morceau de quelque chose qui a été cassé, séparé de son tout
• Stück → bit ↔ morceau — portion séparée d’une chose solide qui peut être manger.
• Stück → aktstycke; gemak; kammare; bit ↔ pièce — partie, portion, morceau d’un tout.

Verwante vertalingen van Stück







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0627 seconde
Page rendered in 1.0 seconds