Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal Spitzigkeit

Vertaal Spitzigkeit van Duits naar Zweeds

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Spitzigkeit:
- virrighet; plottrighet; avsaknad av sammanhang; skarphet; vasshet; spetsighet; korthet; syrlighet; bryskhet; snäsighet

Duits

Uitgebreide vertaling voor Spitzigkeit (Duits) in het Zweeds

Spitzigkeit:

Spitzigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord

die Spitzigkeit (Bissigkeit; Stachlichkeit)
virrighet; plottrighet; avsaknad av sammanhang
- virrighet [-en] zelfstandig naamwoord
- plottrighet zelfstandig naamwoord
- avsaknad av sammanhang zelfstandig naamwoord
die Spitzigkeit (Schärfe; Gewandtheit; Schlagfertigkeit; Gerissenheit; Schneidigkeit; Verschlagenheit; Gewieftheit; Geriebenheit; Gewiegtheit)
skarphet; vasshet; spetsighet
- skarphet [-en] zelfstandig naamwoord
- vasshet zelfstandig naamwoord
- spetsighet [-en] zelfstandig naamwoord
die Spitzigkeit (Bissigkeit; Schärfe; Heftigkeit; Schneidigkeit; Knauserei; Stachlichkeit)
korthet; syrlighet; bryskhet; snäsighet
- korthet [-en] zelfstandig naamwoord
- syrlighet [-en] zelfstandig naamwoord
- bryskhet zelfstandig naamwoord
- snäsighet zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Spitzigkeit:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
avsaknad av sammanhang	Bissigkeit; Spitzigkeit; Stachlichkeit
bryskhet	Bissigkeit; Heftigkeit; Knauserei; Schneidigkeit; Schärfe; Spitzigkeit; Stachlichkeit	Schroffheit
korthet	Bissigkeit; Heftigkeit; Knauserei; Schneidigkeit; Schärfe; Spitzigkeit; Stachlichkeit	Bündigkeit; Knappheit; Kürze
plottrighet	Bissigkeit; Spitzigkeit; Stachlichkeit
skarphet	Geriebenheit; Gerissenheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Gewiegtheit; Schlagfertigkeit; Schneidigkeit; Schärfe; Spitzigkeit; Verschlagenheit	Schärfe
snäsighet	Bissigkeit; Heftigkeit; Knauserei; Schneidigkeit; Schärfe; Spitzigkeit; Stachlichkeit	Bissigkeit; Schnippigkeit
spetsighet	Geriebenheit; Gerissenheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Gewiegtheit; Schlagfertigkeit; Schneidigkeit; Schärfe; Spitzigkeit; Verschlagenheit
syrlighet	Bissigkeit; Heftigkeit; Knauserei; Schneidigkeit; Schärfe; Spitzigkeit; Stachlichkeit	Sauer; Säure
vasshet	Geriebenheit; Gerissenheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Gewiegtheit; Schlagfertigkeit; Schneidigkeit; Schärfe; Spitzigkeit; Verschlagenheit
virrighet	Bissigkeit; Spitzigkeit; Stachlichkeit