Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Schuster:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Schuster (Duits) in het Zweeds

Schuster:

Schuster [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Schuster (Schuhmacher)
    skomakare
  2. der Schuster (Stümper; Pfuscher)
    fuskare; klåpare

Vertaal Matrix voor Schuster:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fuskare Pfuscher; Schuster; Stümper Betrüger; Kurpfuscher; Pfuscher; Quacksalber; Scharlatan; Schmierer; Schwindler; Stümper; Sudler
klåpare Pfuscher; Schuster; Stümper Kurpfuscher; Panscher; Pfuscher; Quacksalber; Scharlatan; Schieber; Schmierer; Schmierfink; Schwindler; Stümper; Sudler
skomakare Schuhmacher; Schuster

Synoniemen voor "Schuster":


Wiktionary: Schuster


Cross Translation:
FromToVia
Schuster skomakare cobbler — person who repairs shoes
Schuster skomakare; skomakerska shoemaker — a person who makes shoes