Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Schließer:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Schließer (Duits) in het Zweeds

Schließer:

Schließer [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Schließer
    slutare; fönsterlucka
  2. der Schließer (Pförtner; Hausmeister; Portier; )
    vaktmästare; fastighetsskötare

Vertaal Matrix voor Schließer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fastighetsskötare Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer Hausmeister
fönsterlucka Schließer Fensterladen; Jalousie; Luke; Rolladen
slutare Schließer
vaktmästare Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer Aufseher; Concierges; Hausmeister; Ordner; Wächter; Wärter

Synoniemen voor "Schließer":


Wiktionary: Schließer


Cross Translation:
FromToVia
Schließer fångvaktare jailer — one who guards inmates