Schicht in het Zweeds vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Duits

Uitgebreide vertaling voor Schicht (Duits) in het Zweeds

die Schicht (Belag)
lager; skikt; beläggning
- lager [-ett] zelfstandig naamwoord
- skikt [-ett] zelfstandig naamwoord
- beläggning [-en] zelfstandig naamwoord
die Schicht (Gesellschaftsschicht; Klasse; Stand; Rang; Rangordnung; Position)
social klass
- social klass zelfstandig naamwoord
die Schicht (Kategorie; Klasse; Gesellschaftsschicht; Stand)
klass; grupp; kategori
- klass [-en] zelfstandig naamwoord
- grupp [-en] zelfstandig naamwoord
- kategori [-en] zelfstandig naamwoord
die Schicht
lager
- lager [-ett] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beläggning	Belag; Schicht	Auslastung; Pelz; Pelzwerk; Zuteilung
grupp	Gesellschaftsschicht; Kategorie; Klasse; Schicht; Stand	Arbeitsgruppe; Band; Begleitung; Blaskapelle; Community; Ensemble; Fanfare; Gemeinde; Gesellschaft; Gruppe; Gruppe von Menschen; Gruppierung; Harmonie; Haufen; Herde; Horde; Kernmannschaft; Klasse; Masse; Menge; Partei; Schar; Schub; Schwarm; Spielmannszug; Stadt; Stamm; Suite; Team; Trupp; Truppe; Verteilergruppe; Verteilerliste; Volksmenge
kategori	Gesellschaftsschicht; Kategorie; Klasse; Schicht; Stand	Gattung; Kategorie; Sorte
klass	Gesellschaftsschicht; Kategorie; Klasse; Schicht; Stand	Allüren; Ansicht; Aussehen; Erscheinung; Erscheinungsform; Gattung; Klasse; Klassenlokal; Klassenzimmer; Objektklasse; Schulraum; Schulzimmer; Sorte; Statur; Unterrrichtsraum
lager	Belag; Schicht	Anfuhr; Bestand; Deponie; Depot; Depots; Geschäft; Geschäfte; Großhandelsgebäude; Güterschuppen; Inventar; Kaufhaus; Lager; Lagerhaus; Lagerhäuser; Lagerpaltz; Lagerplatz; Lagerraum; Magazin; Magazine; Niederlage; Sammelplatz; Schäfte; Speicher; Vorratslager; Warenbestand; Warenhaus; Warenlager; Zufuhr
skikt	Belag; Schicht
social klass	Gesellschaftsschicht; Klasse; Position; Rang; Rangordnung; Schicht; Stand
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
lager		Aufbewahrungsort

Gesellschaftsschicht; Gruppe; Kaste; Klasse; Kohorte; Personenkreis; Stand; Bündelung; Clusterung; Gruppierung
Decke; Hülle; Hülse; Lage; Schale
Flöz; Nutzschicht
Belag; Film; Vergütung; nicht lebendes Objekt; unbelebtes Objekt
Bögen Papier
Ebene; Höhe; Level; Niveau; Pegel; Stufe

Schicht

noun

Abschnitt eines Arbeitstages, in denen die Arbeitsplätze in einer bestimmten Regelmäßigkeit mehrmals pro Tag besetzt werden
- Schicht → pass; skift

Cross Translation:

Computer vertaling door derden: