Duits

Uitgebreide vertaling voor Schalk (Duits) in het Zweeds

Schalk:

Schalk [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Schalk (Lausbub; Schmutzfink; Ekel; )
    kanalje; lymmel; skälm; bov
    • kanalje [-en] zelfstandig naamwoord
    • lymmel [-en] zelfstandig naamwoord
    • skälm [-en] zelfstandig naamwoord
    • bov [-en] zelfstandig naamwoord
  2. der Schalk (Widerling; Schmutzfink; Stinker; )
    skurk
    • skurk [-en] zelfstandig naamwoord
  3. der Schalk (Schurke; Kriminelle; Gauner; )
    usling; skurk; bov
    • usling [-en] zelfstandig naamwoord
    • skurk [-en] zelfstandig naamwoord
    • bov [-en] zelfstandig naamwoord
  4. der Schalk (Unbedeutende; Depp; Schaf; )
    knäppskalle; obetydlig
  5. der Schalk (Spaßvogel)
    spjuver; spefågel; skämtare
  6. der Schalk (Tor; Tröttel; Spaßvogel; )
    dåre; knöl
    • dåre [-en] zelfstandig naamwoord
    • knöl [-en] zelfstandig naamwoord
  7. der Schalk (Spaßvogel; Witzbold)
    spefågel; komiker; clown
    • spefågel [-en] zelfstandig naamwoord
    • komiker [-en] zelfstandig naamwoord
    • clown [-en] zelfstandig naamwoord
  8. der Schalk (Schlauberger; Scherzbold)
    skälm; landstrykare; skojare; bov; lymmel; kanalje
    • skälm [-en] zelfstandig naamwoord
    • landstrykare [-en] zelfstandig naamwoord
    • skojare [-en] zelfstandig naamwoord
    • bov [-en] zelfstandig naamwoord
    • lymmel [-en] zelfstandig naamwoord
    • kanalje [-en] zelfstandig naamwoord
  9. der Schalk
    pajas; clown
    • pajas [-en] zelfstandig naamwoord
    • clown [-en] zelfstandig naamwoord
  10. der Schalk (Scherzbold; Spaßvogel; Komiker; Witzbold; Schelm)
    komiker; narr; clown
    • komiker [-en] zelfstandig naamwoord
    • narr [-en] zelfstandig naamwoord
    • clown [-en] zelfstandig naamwoord
  11. der Schalk (Schelm; Schlingel; Schalke; Racker; Lausbube)
    skojare; bov; skurk; lymmel
    • skojare [-en] zelfstandig naamwoord
    • bov [-en] zelfstandig naamwoord
    • skurk [-en] zelfstandig naamwoord
    • lymmel [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Schalk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bov Ekel; Flegel; Frevler; Galgengesicht; Gangster; Gauner; Halunke; Iltis; Kriminelle; Lausbub; Lausbube; Lump; Nichtsnutz; Racker; Schalk; Schalke; Schelm; Scherzbold; Scheusal; Schlauberger; Schlingel; Schmierfink; Schmutzfink; Schuft; Schurke; Spitzbube; Strolch; Taugenichts; Verbrecher; Übeltäter Aas; Arschloch; Bandit; Bösewicht; Dreckskerl; Ekel; Frevler; Giftnudel; Luder; Lump; Rabauke; Schlange; Schuft; Unhold; Widerling; elende Kerl; Übeltäter
clown Komiker; Schalk; Schelm; Scherzbold; Spaßvogel; Witzbold Clown; Kauz; Narr; Possenmacher; Spaßmacher; Verrückte; Witzbold
dåre Dummkopf; Geck; Hanswurst; Hofnarr; Idiot; Irre; Irrsinnige; Narr; Schalk; Spaßvogel; Tor; Tröttel; Tölpel; Verrückte Brausekopf; Dummkopf; Dussel; Eiferer; Einfaltspinsel; Fanatiker; Gimpel; Glaubenseifer; Haarspalter; Hohlkopf; Idiot; Irrsinnige; Narr; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Schwachsinnige; Schwärmer; Strohkopf; Stümper; Topsüchtiger; Tor; Trottel; Verrückte; Zelot; blinde Fanatiker
kanalje Ekel; Iltis; Lausbub; Lump; Schalk; Scherzbold; Schlauberger; Schmierfink; Schmutzfink; Schurke; Taugenichts Bengel; Lausbub; Rotznase; Schelm; Schlingel
knäppskalle Armleuchter; Depp; Dumme; Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Esel; Geck; Gänschen; Hanswurst; Hofnarr; Idiot; Irre; Irrsinnige; Narr; Schaf; Schafskopf; Schalk; Schussel; Schwachkopf; Spaßvogel; Tor; Trottel; Tröttel; Tölpel; Unbedeutende; Verrückte; dummer August Dummkopf; Hohlkopf; Strohkopf
knöl Dummkopf; Geck; Hanswurst; Hofnarr; Idiot; Irre; Irrsinnige; Narr; Schalk; Spaßvogel; Tor; Tröttel; Tölpel; Verrückte Bauerntölpel; Flegel; Grobian; Hundsfott; Knorren; Lümmel; Unebenheit; Verletzung; Verwundung; ungehobelter Klotz; ungeschliffener Kerl
komiker Komiker; Schalk; Schelm; Scherzbold; Spaßvogel; Witzbold Komedianten; Komiker; Schalke; Spaßmacher; Spaßvögel; Witzbold
landstrykare Schalk; Scherzbold; Schlauberger Landstreicher; Tramper; Vagabund
lymmel Ekel; Iltis; Lausbub; Lausbube; Lump; Racker; Schalk; Schalke; Schelm; Scherzbold; Schlauberger; Schlingel; Schmierfink; Schmutzfink; Schurke; Taugenichts Bengel; Flegel; Frechdachs; Gauner; Grobian; Halunke; Lausbub; Lausbube; Lausejunge; Lümmel; Racker; Rotznase; Rüpel; Schelm; Schlingel; Schuft; Schurke; Spitzbube; Straßenjunge; Strolch; Taugenichts; verdammter Kerl
narr Komiker; Schalk; Schelm; Scherzbold; Spaßvogel; Witzbold Idiot; Irrsinnige; Narr; Schwachsinnige; Tor; Verrückte
obetydlig Armleuchter; Depp; Dumme; Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Esel; Geck; Gänschen; Hanswurst; Hofnarr; Idiot; Irre; Irrsinnige; Narr; Schaf; Schafskopf; Schalk; Schussel; Schwachkopf; Spaßvogel; Tor; Trottel; Tröttel; Tölpel; Unbedeutende; Verrückte; dummer August
pajas Schalk Comicfigur; Possenmacher
skojare Lausbube; Racker; Schalk; Schalke; Schelm; Scherzbold; Schlauberger; Schlingel Bengel; Betrüger; Erzlügner; Halunken; Komedianten; Kurkenzieher; Lausbub; Rotznase; Schalke; Schelm; Schlawiner; Schlingel; Schmeichler; Schmierer; Schufte; Schurken; Schweine; Schwindler; Schönredner; Schönschwätzer; Spaßvögel
skurk Ekel; Ferkel; Flegel; Frevler; Galgengesicht; Gangster; Gauner; Halunke; Hundsfötter; Iltis; Kriminelle; Lausbube; Lump; Nichtsnutz; Racker; Schalk; Schalke; Schelm; Scheusal; Schlingel; Schmierfink; Schmutzfink; Schuft; Schurke; Schweinigel; Spitzbube; Stinker; Strick; Strolch; Taugenichts; Verbrecher; Widerling; geriebeneKerl; Übeltäter Aas; Arschloch; Bandit; Betrüger; Bösewicht; Dreckskerl; Ekel; Ferkel; Frevler; Giftnudel; Hochstapler; Luder; Lump; Rabauke; Schlange; Schmierfink; Schmutzfink; Schuft; Schurke; Schwindler; Unhold; Widerling; elende Kerl; Übeltäter
skälm Ekel; Iltis; Lausbub; Lump; Schalk; Scherzbold; Schlauberger; Schmierfink; Schmutzfink; Schurke; Taugenichts Bengel; Lausbub; Rotznase; Schelm; Schlingel
skämtare Schalk; Scherzbold; Spaßvogel lachlustiger Mensch
spefågel Schalk; Scherzbold; Spaßvogel; Witzbold lachlustiger Mensch
spjuver Schalk; Scherzbold; Spaßvogel
usling Flegel; Frevler; Galgengesicht; Gangster; Gauner; Halunke; Kriminelle; Lausbube; Nichtsnutz; Racker; Schalk; Schelm; Scheusal; Schlingel; Schuft; Schurke; Spitzbube; Strolch; Taugenichts; Verbrecher; Übeltäter Aas; Arschloch; Dreckskerl; Ekel; Ferkel; Giftnudel; Luder; Lump; Rabauke; Schlange; Schmierfink; Schmutzfink; Schuft; Schurke; Widerling; elende Kerl
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
obetydlig anspruchslos; bedeutungslos; bescheiden; gering; geringfügig; gewöhnlich; kindisch; klein; läppisch; marginal; minimal; nichtsbedeutend; niedrig; trivial; unbedeutend; unscheinbar; unwesentlich; unwichtig

Synoniemen voor "Schalk":