Schüchternheit in het Zweeds vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Schüchternheit:
- blyghet; rädsla; ängslighet; rodnad; blygsamhet; skygghet; förbryllad; förlägenhet; försagdhet; försynthet

Duits

Uitgebreide vertaling voor Schüchternheit (Duits) in het Zweeds

die Schüchternheit (Verlegenheit; Zurückhaltung; Verschlossenheit; Scheu; Zaghaftigkeit; Scheuheit; Geniertheit)
blyghet
- blyghet [-en] zelfstandig naamwoord
die Schüchternheit (Verlegenheit)
rädsla; blyghet; ängslighet
- rädsla [-en] zelfstandig naamwoord
- blyghet [-en] zelfstandig naamwoord
- ängslighet [-en] zelfstandig naamwoord
die Schüchternheit (Verlegenheit)
rodnad; blyghet; blygsamhet; skygghet
- rodnad [-en] zelfstandig naamwoord
- blyghet [-en] zelfstandig naamwoord
- blygsamhet [-en] zelfstandig naamwoord
- skygghet [-en] zelfstandig naamwoord
die Schüchternheit (verdutztheit)
förbryllad
- förbryllad zelfstandig naamwoord
die Schüchternheit (Scheu; Scham; Verlegenheit; Zaghaftigkeit; Geniertheit)
förlägenhet
- förlägenhet [-en] zelfstandig naamwoord
die Schüchternheit (Zaghaftigkeit; Verlegenheit; Scheuheit; Schüchternkeit)
blyghet; försagdhet
- blyghet [-en] zelfstandig naamwoord
- försagdhet [-en] zelfstandig naamwoord
die Schüchternheit (Verlegenheit; Ängstlichkeit; Zaghaftigkeit; Scheuheit)
försynthet
- försynthet zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
blyghet	Geniertheit; Scheu; Scheuheit; Schüchternheit; Schüchternkeit; Verlegenheit; Verschlossenheit; Zaghaftigkeit; Zurückhaltung	Bangigkeit; Furcht; Scheu; Ängstlichkeit
blygsamhet	Schüchternheit; Verlegenheit	Anspruchslosigkeit; Bescheidenheit; Einfalt; Genügsamkeit; Schlichtheit; Zurückgezogenheit
förbryllad	Schüchternheit; verdutztheit
förlägenhet	Geniertheit; Scham; Scheu; Schüchternheit; Verlegenheit; Zaghaftigkeit
försagdhet	Scheuheit; Schüchternheit; Schüchternkeit; Verlegenheit; Zaghaftigkeit
försynthet	Scheuheit; Schüchternheit; Verlegenheit; Zaghaftigkeit; Ängstlichkeit
rodnad	Schüchternheit; Verlegenheit	Errötung; Hitzewallung
rädsla	Schüchternheit; Verlegenheit	Abscheu; Angst; Bestürztheit; Bestürzung; Entsetzen; Furcht; Panik; Schreck; Schreckbilder; Schrecken; Schreckgespenster; Ängste; Ängstlichkeit
skygghet	Schüchternheit; Verlegenheit	Zurückgezogenheit
ängslighet	Schüchternheit; Verlegenheit	Feigheit; Feigherzigkeit; Ängstlichkeit
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
förbryllad		geistig durcheinander; irre; verwirrt
rodnad		erröten; rot angelaufen