Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Sämling:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Sämling (Duits) in het Zweeds

Sämling:

Sämling [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Sämling (Saatling)
    späd planta; fröplanta; groddplanta

Vertaal Matrix voor Sämling:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fröplanta Saatling; Sämling Pflanzgut
groddplanta Saatling; Sämling
späd planta Saatling; Sämling

Synoniemen voor "Sämling":

  • Keim; Keimling; Knospenansatz; Pflanzentrieb; Wurzeltrieb

Wiktionary: Sämling

Sämling
noun
  1. junge, aus Samen durch Keimung selbstständig hervorgehen oder vom Menschen gezogene Pflanze