Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal Riß

Vertaal Riß van Duits naar Zweeds

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Riß:
- spricka; hål; urringning; vrå; skreva; hålighet; klyvning; springe; riva
Wiktionary:
- Riß → landkarta, projekt

Duits

Uitgebreide vertaling voor Riß (Duits) in het Zweeds

Riß:

Riß [der ~] zelfstandig naamwoord

der Riß (Bruch; Sprung)
spricka
- spricka [-en] zelfstandig naamwoord
der Riß (Kerbe; Einschnitt; Spalte)
hål; urringning; vrå; skreva; hålighet; klyvning; springe
- hål [-ett] zelfstandig naamwoord
- urringning [-en] zelfstandig naamwoord
- vrå [-en] zelfstandig naamwoord
- skreva [-en] zelfstandig naamwoord
- hålighet [-en] zelfstandig naamwoord
- klyvning [-en] zelfstandig naamwoord
- springe zelfstandig naamwoord
der Riß (Spalt; Spalte)
riva
- riva [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Riß:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
hål	Einschnitt; Kerbe; Riß; Spalte	Bergwerk; Delle; Eisenbahnabteil; Grube; Leck; Loch; Lochung; Punktion; Steinbruch; Undichtigkeit; Vertiefung; undichte Stelle; Öffnung
hålighet	Einschnitt; Kerbe; Riß; Spalte	Aushöhlung; Delle; Gelenkhöhle; Hohlheit; Hohlraum; Hohlräume; Höhle; Vertiefung
klyvning	Einschnitt; Kerbe; Riß; Spalte	Abspaltung
riva	Riß; Spalt; Spalte
skreva	Einschnitt; Kerbe; Riß; Spalte	Abgrund; Aussparung; Felsenschlucht; Kluft; Schlucht; Spalte; Zwischenraum
spricka	Bruch; Riß; Sprung	Aussparung; Ermangelung; Felsspalte; Hinfälligkeit; Kluft; Koryphäe; Kränklichkeit; Mangel; Manko; Ruptur; Schisma; Schwachheit; Schwäche; Spalt; Spalte; Spaltung; Zwischenraum
springe	Einschnitt; Kerbe; Riß; Spalte
urringning	Einschnitt; Kerbe; Riß; Spalte	Dekolleté
vrå	Einschnitt; Kerbe; Riß; Spalte	Aussparung; Eckchen; Ecke; Gewächshäuser; Hohlräume; Höhle; Höhle im mauer; Höhlung; Kasse; Kluft; Spalte; Winkel; Zwischenraum
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
riva		abreißen; abtragen; abwracken; ausreißen; einreissen; entnerven; harken; jucken; knarren; knirschen; kratzen; kratzen auf; niederreißen; quietschen; raspeln; rechen; reiben; sich scheuern; wegreißen; zehren; zerfetzen; zerlegen; zerreissen; zerreißen; zusammenharken
spricka		aufhacken; bersten; dekodieren; ein krackendes Gelaut machen; entschlüsseln; entziffern; explodieren; platzen; spleißen; splissen; zerhacken; zerspringen

Wiktionary: Riß

Cross Translation:

From	To	Via
• Riß	→ landkarta	↔ plan — À classer
• Riß	→ projekt	↔ projet — dessein, idée de ce qu’on penser réaliser, conception des moyens qu’on croire utiles pour exécuter ce qu’on médite.

Computer vertaling door derden: