Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Reisig:
  2. Wiktionary:
    • Reisig → ris


Duits

Uitgebreide vertaling voor Reisig (Duits) in het Zweeds

Reisig:

Reisig [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Reisig (Ausläufer; Böcke; Sessel)
    kvistar; smågrenar
  2. der Reisig (Reisigholz)
    risigt
    • risigt zelfstandig naamwoord

Reisig [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Reisig
    ved att samla

Vertaal Matrix voor Reisig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kvistar Ausläufer; Böcke; Reisig; Sessel
risigt Reisig; Reisigholz
smågrenar Ausläufer; Böcke; Reisig; Sessel
ved att samla Reisig

Wiktionary: Reisig

Reisig
noun
  1. dürre, trockene Zweige, die von Baum oder Busch abgefallen sind und häufig als Brennmaterial benutzt werden
    • Reisigris

Verwante vertalingen van Reisig