Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Pfusch:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Pfusch (Duits) in het Zweeds

Pfusch:

Pfusch [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Pfusch (Pfuscharbeit; Schluderarbeit)
    fuskverk; klåperi
  2. der Pfusch (Pfuscharbeit; Stümperei; Gestümper; )
    förfuskande; tillrörande; bortschabblande

Vertaal Matrix voor Pfusch:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bortschabblande Gepfusche; Gestümper; Pfusch; Pfuscharbeit; Pfuscherei; Pfuschwerk; Stümperei
fuskverk Pfusch; Pfuscharbeit; Schluderarbeit
förfuskande Gepfusche; Gestümper; Pfusch; Pfuscharbeit; Pfuscherei; Pfuschwerk; Stümperei
klåperi Pfusch; Pfuscharbeit; Schluderarbeit
tillrörande Gepfusche; Gestümper; Pfusch; Pfuscharbeit; Pfuscherei; Pfuschwerk; Stümperei

Synoniemen voor "Pfusch":


Wiktionary: Pfusch

Pfusch
noun
  1. österreichisch: Schwarzarbeit, ein illegales Beschäftigungsverhältnis
  2. (umgangssprachlich) schlechte, nachlässig oder bewusst mangelhaft ausgeführte Arbeit