Passion in het Zweeds vertaald uit het Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Passion:
- passion; glädje; nöje; upptåg; lust; begär
Wiktionary:
- Passion → passionsspel, passion
- Passion → passion, lust, lidelse, kärlek, glöd, hänförelse, affekt

Duits

Uitgebreide vertaling voor Passion (Duits) in het Zweeds

Passion:

Passion [die ~] zelfstandig naamwoord

die Passion (Leidenschaft)
passion
- passion [-en] zelfstandig naamwoord
die Passion (Freude; Spaß; Vergnügen; Lust; Trieb; Gefallen; Leidenschaft; Eifer; Hingabe)
glädje; nöje; upptåg
- glädje [-en] zelfstandig naamwoord
- nöje [-ett] zelfstandig naamwoord
- upptåg [-ett] zelfstandig naamwoord
die Passion (Lust; Genußsucht; Geilheit; Leidenschaft; Wollust; Hingebung; Inbrunst)
lust; begär; passion
- lust [-en] zelfstandig naamwoord
- begär [-ett] zelfstandig naamwoord
- passion [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Passion:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
begär	Geilheit; Genußsucht; Hingebung; Inbrunst; Leidenschaft; Lust; Passion; Wollust	Antrieb; Atemzug; Begehren; Begierde; Geschlechtstrieb; Gier; Leidenschaft; Leidenschaftlichkeit; Trieb; Verlangen
glädje	Eifer; Freude; Gefallen; Hingabe; Leidenschaft; Lust; Passion; Spaß; Trieb; Vergnügen	Behagen; Euphorie; Genuß; Glück; Gutdünken; Wohlbehagen; Wonne
lust	Geilheit; Genußsucht; Hingebung; Inbrunst; Leidenschaft; Lust; Passion; Wollust	Leidenschaft; Lust; Trieb; sexuelle Begierde
nöje	Eifer; Freude; Gefallen; Hingabe; Leidenschaft; Lust; Passion; Spaß; Trieb; Vergnügen	Entertainment; Erfreulichkeit; Feudenruf; Flause; Freude; Freudenfest; Freudentaumel; Frohsinn; Fröhlichkeit; Fußtritt; Gaudi; Gefallen; Genuß; Geselligkeit; Glückseligkeit; Heiterkeit; Hilarität; Hobby; Humor; Jubel; Jux; Keckheit; Lebhaftigkeit; Liebhaberei; Lust; Lustigkeit; Narrheit; Scherz; Scherze; Schäkerei; Seligkeit; Spaß; Spaßen; Spleen; Spässe; Späße; Stoß; Torheit; Ulk; Unsinn; Vergnügen; Verrücktheit; Wonne; Zeitvertreib; äusserung von Fröhlichkeit
passion	Geilheit; Genußsucht; Hingebung; Inbrunst; Leidenschaft; Lust; Passion; Wollust	Besessenheit; Einsatz; Ergebenheit; Hingabe; Hingebung; Leidenschaft; Treue; Widmung; Übergabe
upptåg	Eifer; Freude; Gefallen; Hingabe; Leidenschaft; Lust; Passion; Spaß; Trieb; Vergnügen	Durchsuchung; Flausen; Scherz; Schäkerei; Spaß; Spaßen; Späßchen; Streich; Ulk
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
glädje		Freude

Synoniemen voor "Passion":

Dynamik; Eifer; Energie; Heftigkeit; Herzblut; Leidenschaft; Leidenschaftlichkeit; Tatkraft; Verve; Affekt; Emotion; Empfindung; Gefühl; Gefühlsbewegung; Gefühlsregung; Gespür; Regung; Sentiment; Stimmungslage

Wiktionary: Passion

Passion

noun

geistliches Drama: ein Passionsspiel mit vielen Schauspieler, die das Leiden und Sterben Jesu Christi darstellen
- Passion → passionsspel
Christentum: der Leidensweg (das Leiden und Sterben) Jesu Christi
- Passion → passion
allgemein: anderer Ausdruck für Leidenschaft
- Passion → passion

Cross Translation:

From	To	Via
• Passion	→ passion; lust; lidelse; kärlek; glöd; hänförelse; affekt	↔ passion — any great emotion
• Passion	→ passion	↔ passion — désuet\|fr Grandes douleurs, souffrance.

Remove Ads

Vertaal Passion van Duits naar Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Passion (Duits) in het Zweeds

Passion:

Passion [die ~] zelfstandig naamwoord

die Passion (Leidenschaft)

die Passion (Freude; Spaß; Vergnügen; Lust; Trieb; Gefallen; Leidenschaft; Eifer; Hingabe)

die Passion (Lust; Genußsucht; Geilheit; Leidenschaft; Wollust; Hingebung; Inbrunst)

Vertaal Matrix voor Passion:

Synoniemen voor "Passion":

Wiktionary: Passion