Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Pakt:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Pakt (Duits) in het Zweeds

Pakt:

Pakt [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Pakt (Vertrag; Bund; Liga; )
    överenskommelse; allians; union; pakt
  2. der Pakt (Vertrag)
    pakt
    • pakt [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Pakt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
allians Bindung; Bund; Bündnis; Gebundenheit; Genossenschaft; Korporation; Körperschaft; Liga; Pakt; Verband; Verbindung; Vertrag Allianz; Bruderschaft; Brüderschaft; Bund; Bündnis; Gemeinschaft; Genossenschaft; Gesellschaft; Gilde; Kameradschaft; Klub; Koalition; Konnexion; Korporation; Landesbund; Verband; Verbindung; Verein; Vereinigung; Verschreibung; Zusammenschluß
pakt Bindung; Bund; Bündnis; Gebundenheit; Genossenschaft; Korporation; Körperschaft; Liga; Pakt; Verband; Verbindung; Vertrag Bruderschaft; Brüderschaft; Bund; Bündnis; Gemeinschaft; Genossenschaft; Gesellschaft; Gilde; Kameradschaft; Klub; Koalition; Korporation; Verband; Verbindung; Verein; Vereinigung; Zusammenschluß
union Bindung; Bund; Bündnis; Gebundenheit; Genossenschaft; Korporation; Körperschaft; Liga; Pakt; Verband; Verbindung; Vertrag
överenskommelse Bindung; Bund; Bündnis; Gebundenheit; Genossenschaft; Korporation; Körperschaft; Liga; Pakt; Verband; Verbindung; Vertrag Abkommen; Abmachung; Bestimmung; Dankbezeichnung; Dankesbezeigung; Danksagung; Einigung; Einvernehmen; Kompromiß; Regeln; Regelung; Regulierung; Vereinbarung; Verfügung; Vergleich; Vertrag; Übereinstimmung

Synoniemen voor "Pakt":


Wiktionary: Pakt

Pakt
noun
  1. Recht, Völkerrecht: ein Vertrag (heute meist politisch zwischen Staaten), Abkommen

Cross Translation:
FromToVia
Pakt kontrakt; pakt; uppgörelse deal — agreement, arrangement
Pakt pakt pact — an agreement; a league; a compact; a covenant
Pakt förbund; paktum pacteconvention accompagner d’actes publics qui lui donnent un caractère d’une importance primordiale.