Duits
Uitgebreide vertaling voor Nahrung geben (Duits) in het Zweeds
Nahrung geben:
-
Nahrung geben (essen; ernähren; nähren; füttern; großziehen)
Vertaal Matrix voor Nahrung geben:
| Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| föda | Abffüttern; Ernährung; Essen; Futter; Fütterung; Kost; Nahrung; Verpflegung | |
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| föda | Nahrung geben; ernähren; essen; füttern; großziehen; nähren | ernähren; erziehen; füttern; gebähren; großbringen; speisen; verpflegen; zur Welt bringen |
| nära | Nahrung geben; ernähren; essen; füttern; großziehen; nähren | ernähren; erquicken; füttern; laben; speisen; verpflegen |
| utfordra | Nahrung geben; ernähren; essen; füttern; großziehen; nähren | |
| Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| nära | beinahe; fast; haarscharf; hart; nahezu |