Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Nüster:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Nüster (Duits) in het Zweeds

Nüster:

Nüster [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Nüster (Nasenloch)
    näsborre

Vertaal Matrix voor Nüster:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
näsborre Nasenloch; Nüster

Synoniemen voor "Nüster":


Wiktionary: Nüster

Nüster
noun
  1. Anatomie, vorwiegend im Plural: Nasenöffnung der Pferde und anderer Unpaarhufer

Cross Translation:
FromToVia
Nüster näsborre nostril — either of the two orifices located on the nose