Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Mut:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Mut (Duits) in het Zweeds

Mut:

Mut [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Mut (Kühnheit; Courage; Tapferkeit; )
    mod; nerv
    • mod zelfstandig naamwoord
    • nerv [-en] zelfstandig naamwoord
  2. die Mut (Tollkühnheit; Unerschrockenheit; Tapferkeit; Kühnheit)
    utan räddsla

Vertaal Matrix voor Mut:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mod Courage; Gewagtheit; Kühnheit; Mumm; Mut; Schneid; Schneidigkeit; Tapferkeit; Tollkühnheit; Wagemut Heldentat; Kahlheit; Kahlköpfigkeit; Kühnheit; Nacktheit; Rüstigkeit; Schneidigkeit; Stattlichkeit; Stämmigkeit; Tapferkeit; Tüchtigkeit; Verwegenheit
nerv Courage; Gewagtheit; Kühnheit; Mumm; Mut; Schneid; Schneidigkeit; Tapferkeit; Tollkühnheit; Wagemut Nerv
utan räddsla Kühnheit; Mut; Tapferkeit; Tollkühnheit; Unerschrockenheit
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
utan räddsla furchtlos; ohne Angst

Synoniemen voor "Mut":


Wiktionary: Mut

Mut
noun
  1. Gemütszustand, in dem neue Aufgaben mit Zuversicht begonnen oder fortgeführt werden
  2. Geisteshaltung, bei der Handlungen in einer gefährlichen, kritischen oder waghalsigen Situation energisch und furchtlos ausgeführt werden

Cross Translation:
FromToVia
Mut tapperhet; mod courage — quality of a confident character
Mut mod; kurage mettle — a quality of endurance and courage
Mut mod moed — dapperheid, lef, branie
Mut mandom; mod abattage — Traductions à trier suivant le sens
Mut mandom; mod courage — Caractéristique de vaincre la peur, supporter la souffrance, braver le danger

Verwante vertalingen van Mut