Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Meisterschaft:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Meisterschaft (Duits) in het Zweeds

Meisterschaft:

Meisterschaft [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Meisterschaft
    mästerskap

Meisterschaft [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Meisterschaft (Beherrschung; Herrschaft)
    övertag; kontroll; herravälde

Vertaal Matrix voor Meisterschaft:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
herravälde Beherrschung; Herrschaft; Meisterschaft Autorität; Beherrschung; Grad der Fähigkeiten; Herrschaft; Macht; Obrigkeit; Reserviertheit
kontroll Beherrschung; Herrschaft; Meisterschaft Abzählen; Assertion; Beherrschung; Besichtigung; Einstellknopf; Grad der Fähigkeiten; Inspektion; Kontrolldienst; Kontrolle; Nachforschung; Regler; Reserviertheit; Steuerelement; Untersuchung; Verfügungsrecht; Wartung; ärztliche Untersuchung
mästerskap Meisterschaft
övertag Beherrschung; Herrschaft; Meisterschaft

Synoniemen voor "Meisterschaft":


Wiktionary: Meisterschaft

Meisterschaft
noun
  1. Sport: ein Wettbewerb, bei dem die besten Sportler in einer bestimmten Sportdisziplin ermittelt werden

Cross Translation:
FromToVia
Meisterschaft mästerskap championship — competition to determine a champion