Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Liebreiz:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Liebreiz (Duits) in het Zweeds

Liebreiz:

Liebreiz [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Liebreiz (Anmut; Scharm; Reiz; )
    attraktivitet; charm; tjusning; förtrollning; ljuvhet
  2. der Liebreiz (Anmut)
    charm
    • charm [-en] zelfstandig naamwoord
  3. der Liebreiz (Anmut; Reiz; Süße; )
    vänlighet

Vertaal Matrix voor Liebreiz:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
attraktivitet Anmut; Bezauberung; Grazie; Lieblichkeit; Liebreiz; Reiz; Scharm; Zauber
charm Anmut; Bezauberung; Grazie; Lieblichkeit; Liebreiz; Reiz; Scharm; Zauber Anmut; Betören; Bezauberung; Charme; Liebenswürdigkeit; Reiz; Verführung; Versuchung; Zauber
förtrollning Anmut; Bezauberung; Grazie; Lieblichkeit; Liebreiz; Reiz; Scharm; Zauber Bann; Gaukelei; Hokuspokus; Magie; Zauber; Zauberei; Zauberformel; Zauberkunst; Zaubermittel; Zauberspruch; bezaubernder Einfluß
ljuvhet Anmut; Bezauberung; Grazie; Lieblichkeit; Liebreiz; Reiz; Scharm; Zauber
tjusning Anmut; Bezauberung; Grazie; Lieblichkeit; Liebreiz; Reiz; Scharm; Zauber
vänlighet Anmut; Attraktivität; Grazie; Lieblichkeit; Liebreiz; Reiz; Süße Anmut; Freundlichkeit; Freundschaftlichkeit; Grazie; Gutartigkeit; Gutmütigkeit; Heiterkeit; Herzlichkeit; Jovialität; Liebenswürdigkeit; Lieblichkeit; Reiz; Sanftheit; Sanftmut; Wohlwollen

Synoniemen voor "Liebreiz":


Wiktionary: Liebreiz

Liebreiz
noun
  1. positive, meist auf Äußerlichkeiten bezogene, Eigenschaft einer Person