Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Lebenspartner:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Lebenspartner (Duits) in het Zweeds

Lebenspartner:

Lebenspartner [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Lebenspartner (Ehegatte; Mann; Partner; Gemahl; Gatte)
    make; äkta man
    • make [-en] zelfstandig naamwoord
    • äkta man zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Lebenspartner:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
make Ehegatte; Gatte; Gemahl; Lebenspartner; Mann; Partner Ehehälfte; Frau; Freund; Gatte; Gattin; Gefährte; Gemahl; Gemahlin; Kerl; Kumpel; Mann; Partner; Teilhaber; Weib; männliche Person
äkta man Ehegatte; Gatte; Gemahl; Lebenspartner; Mann; Partner

Synoniemen voor "Lebenspartner":