Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Lausbub:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Lausbub (Duits) in het Zweeds

Lausbub:

Lausbub [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Lausbub (Bengel; Rotznase; Schelm)
    lymmel; skojare; kanalje; skälm
    • lymmel [-en] zelfstandig naamwoord
    • skojare [-en] zelfstandig naamwoord
    • kanalje [-en] zelfstandig naamwoord
    • skälm [-en] zelfstandig naamwoord
  2. der Lausbub (Schmutzfink; Schalk; Ekel; )
    kanalje; lymmel; skälm; bov
    • kanalje [-en] zelfstandig naamwoord
    • lymmel [-en] zelfstandig naamwoord
    • skälm [-en] zelfstandig naamwoord
    • bov [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Lausbub:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bov Ekel; Iltis; Lausbub; Lump; Schalk; Scherzbold; Schmierfink; Schmutzfink; Schurke; Taugenichts Aas; Arschloch; Bandit; Bösewicht; Dreckskerl; Ekel; Flegel; Frevler; Galgengesicht; Gangster; Gauner; Giftnudel; Halunke; Kriminelle; Lausbube; Luder; Lump; Nichtsnutz; Rabauke; Racker; Schalk; Schalke; Schelm; Scherzbold; Scheusal; Schlange; Schlauberger; Schlingel; Schuft; Schurke; Spitzbube; Strolch; Taugenichts; Unhold; Verbrecher; Widerling; elende Kerl; Übeltäter
kanalje Bengel; Ekel; Iltis; Lausbub; Lump; Rotznase; Schalk; Schelm; Scherzbold; Schmierfink; Schmutzfink; Schurke; Taugenichts Schalk; Scherzbold; Schlauberger; Schlingel
lymmel Bengel; Ekel; Iltis; Lausbub; Lump; Rotznase; Schalk; Schelm; Scherzbold; Schmierfink; Schmutzfink; Schurke; Taugenichts Bengel; Flegel; Frechdachs; Gauner; Grobian; Halunke; Lausbube; Lausejunge; Lümmel; Racker; Rüpel; Schalk; Schalke; Schelm; Scherzbold; Schlauberger; Schlingel; Schuft; Schurke; Spitzbube; Straßenjunge; Strolch; Taugenichts; verdammter Kerl
skojare Bengel; Lausbub; Rotznase; Schelm Betrüger; Erzlügner; Halunken; Komedianten; Kurkenzieher; Lausbube; Racker; Schalk; Schalke; Schelm; Scherzbold; Schlauberger; Schlawiner; Schlingel; Schmeichler; Schmierer; Schufte; Schurken; Schweine; Schwindler; Schönredner; Schönschwätzer; Spaßvögel
skälm Bengel; Ekel; Iltis; Lausbub; Lump; Rotznase; Schalk; Schelm; Scherzbold; Schmierfink; Schmutzfink; Schurke; Taugenichts Schalk; Scherzbold; Schlauberger; Schlingel

Synoniemen voor "Lausbub":