Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Kocher:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Kocher (Duits) in het Zweeds

Kocher:

Kocher [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Kocher (Wasserkocher)
    vattenkokare; ångpanna
  2. der Kocher (Wasserkocher)
    vattenboilers
  3. der Kocher (Kochkessel; Kessel)
    kastrull; kittel
    • kastrull [-en] zelfstandig naamwoord
    • kittel [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Kocher:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kastrull Kessel; Kocher; Kochkessel Kochtopf; Schmortopf; Siedepfanne; Stielpfanne; Topf
kittel Kessel; Kocher; Kochkessel Juckreiz; Kitzel; Kribbel
vattenboilers Kocher; Wasserkocher
vattenkokare Kocher; Wasserkocher Heißwasserboiler; Heißwasserspeicher; Wasserkessel
ångpanna Kocher; Wasserkocher Dampfkessel

Wiktionary: Kocher

Kocher
noun
  1. kleines Gerät zum Kochen und Erhitzen von Speisen