Kern in het Zweeds vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Kern:
- essens; hjärtpunkt; kärna; det väsentliga; hjärta; innersta; mitt; mitten; inre delen av en frukt; insida; inre; märg; benmärg
Wiktionary:
- Kern → kärna
- Kern → kärna, hjärta, kärnenergi-, kärnkraft-, kärn-, korn

Duits

Uitgebreide vertaling voor Kern (Duits) in het Zweeds

der Kern (Essenz; Zentrum; Wesen)
essens; hjärtpunkt; kärna; det väsentliga
- essens [-en] zelfstandig naamwoord
- hjärtpunkt zelfstandig naamwoord
- kärna [-en] zelfstandig naamwoord
- det väsentliga zelfstandig naamwoord
der Kern (Innerste)
hjärta; innersta; mitt; kärna
- hjärta [-ett] zelfstandig naamwoord
- innersta zelfstandig naamwoord
- mitt [-en] zelfstandig naamwoord
- kärna [-en] zelfstandig naamwoord
der Kern (Mitte; Mittelpunkt; Zentrum; Innere)
mitten
- mitten zelfstandig naamwoord
der Kern (Fruchtkern; Nuß; Stein)
kärna; inre delen av en frukt
- kärna [-en] zelfstandig naamwoord
- inre delen av en frukt zelfstandig naamwoord
der Kern (Innenseite; Innere)
insida; inre
- insida [-en] zelfstandig naamwoord
- inre zelfstandig naamwoord
der Kern
kärna
- kärna [-en] zelfstandig naamwoord
der Kern (Knochenmark)
märg; benmärg
- märg [-en] zelfstandig naamwoord
- benmärg [-en] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
benmärg	Kern; Knochenmark	Knochenmark
det väsentliga	Essenz; Kern; Wesen; Zentrum
essens	Essenz; Kern; Wesen; Zentrum
hjärta	Innerste; Kern	Blutpumpe; Herz; Herzchen; Juwel; Liebling; Schatz; Schätzchen; liebes Kind
hjärtpunkt	Essenz; Kern; Wesen; Zentrum
innersta	Innerste; Kern	Essenz
inre	Innenseite; Innere; Kern
inre delen av en frukt	Fruchtkern; Kern; Nuß; Stein
insida	Innenseite; Innere; Kern	Interieur
kärna	Essenz; Fruchtkern; Innerste; Kern; Nuß; Stein; Wesen; Zentrum	Butterfaß; Gehäuse; Kerngehäuse
mitt	Innerste; Kern
mitten	Innere; Kern; Mitte; Mittelpunkt; Zentrum	Mittelpunkt; Schwerpunkt; Zentrum
märg	Kern; Knochenmark
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kärna		anschüren; bewegen; schüren; umruhren
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
inre		innerlich; intern; inwendig; seelisch

Epizentrum; Herzstück; Knotenpunkt; Mittelpunkt; Zentrum
Betriebssystemkern; Kernel
Mark; Markröhre
Fokus; Hauptaugenmerk; Schwerpunkt
Fall; Kernpunkt; Sachverhalt
Angelpunkt; des Pudels Kern; Dreh- und Angelpunkt; Drehpunkt; Hauptgegenstand; Hauptsache; Herzstück; Kernstück; Schlüsselbereich
Central Processing Unit; CPU; Mikroprozessor; zentrale Prozessoreinheit; Zentraleinheit; Microprozessor; Prozessor; Rechenwerk
Obstkern; Samenkern; Stein

Kern

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Kern	→ kärna	↔ crux — central or essential point
• Kern	→ hjärta	↔ heart — centre or core
• Kern	→ kärna	↔ kernel — core or essence of an object or system
• Kern	→ kärna	↔ kernel — central part of a nut
• Kern	→ kärnenergi-; kärnkraft-; kärn-	↔ nuclear — involving atomic energy
• Kern	→ kärna	↔ pit — seed or stone inside a fruit
• Kern	→ kärna	↔ pit — the stone of a drupaceous fruit
• Kern	→ kärna	↔ stone — centre of some fruits
• Kern	→ kärna	↔ noyau — Partie centrale, dure, d’une drupe et qui contient une amande. On oppose le noyau au pépin de la baie.
• Kern	→ korn	↔ pépin — semence qui se trouver à l'intérieur de certains fruits.