Duits

Uitgebreide vertaling voor Kassenschein (Duits) in het Zweeds

Kassenschein:

Kassenschein [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Kassenschein (Coupon; Schein; Zettel; )
    kupong; voucher
    • kupong [-en] zelfstandig naamwoord
    • voucher zelfstandig naamwoord
  2. der Kassenschein (Kassenbon; Quittung)
    kassakvitto
  3. der Kassenschein (Quittung; Kassenbon; Beleg; Empfangsschein)
    kvitto
    • kvitto [-ett] zelfstandig naamwoord
  4. der Kassenschein (Empfangsschein; Lieferschein; Überweisungsschein; )
    mottagningsbevis; inbetalning; kvitto
  5. der Kassenschein (Quittung; Beleg; Empfangsschein; Kassenbon)
    kvitto; befrielse; frigivning; avlossande

Vertaal Matrix voor Kassenschein:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avlossande Beleg; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Quittung
befrielse Beleg; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Quittung Befreien; Befreiung; Dispens; Dispensation; Dispensierung; Entbindung; Entlastung; Erlösung; Freilassung; Freimachung; Geburt; Haftentlassung; Niederkunft; Rettung
frigivning Beleg; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Quittung Freilassung
inbetalning Abschnitt; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Lieferschein; Schein; Zettel; Überweisungsschein Einlegung; Einzahlung; Überweisung
kassakvitto Kassenbon; Kassenschein; Quittung Barbeleg
kupong Abschnitt; Coupon; Differenz; Fetzen; Fleck; Flicken; Flicklappen; Kassenschein; Kupon; Lappen; Lumpen; Marke; Reklamezettel; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Riester; Schein; Schlacke; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Surplus; Tuch; Zettel; kleineSchwanz; kleineSchwänze; Überbleibsel; Überrest Beweischen; Gutschein; Voucher
kvitto Abschnitt; Beleg; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Lieferschein; Quittung; Schein; Zettel; Überweisungsschein Beleg; Bescheinigung; Beweischen; Empfangsbestätigung; Empfangsschein; Pharmazie; Quittung; Quittungsmarke; Rezeptur; Rückschein; Voucher
mottagningsbevis Abschnitt; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Lieferschein; Schein; Zettel; Überweisungsschein
voucher Abschnitt; Coupon; Differenz; Fetzen; Fleck; Flicken; Flicklappen; Kassenschein; Kupon; Lappen; Lumpen; Marke; Reklamezettel; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Riester; Schein; Schlacke; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Surplus; Tuch; Zettel; kleineSchwanz; kleineSchwänze; Überbleibsel; Überrest Beweischen; Voucher