Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Karre:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Karre (Duits) in het Zweeds

Karre:

Karre [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Karre (Wägelchen; Rollwagen; Wagen; Karren)
    kärra; skrinda; liten vagn
  2. die Karre (Handwagen; Karren; Schüssel; Gefährt)
    skottkärra; kummel; handkärra

Vertaal Matrix voor Karre:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
handkärra Gefährt; Handwagen; Karre; Karren; Schüssel Handwagen; Sackkarre
kummel Gefährt; Handwagen; Karre; Karren; Schüssel Hünengrab
kärra Karre; Karren; Rollwagen; Wagen; Wägelchen Bauernwagen
liten vagn Karre; Karren; Rollwagen; Wagen; Wägelchen
skottkärra Gefährt; Handwagen; Karre; Karren; Schüssel Schubkarre; Schubkarren
skrinda Karre; Karren; Rollwagen; Wagen; Wägelchen

Synoniemen voor "Karre":


Wiktionary: Karre

Karre
noun
  1. eine Transportfläche auf Rad ohne eigenen Antrieb
  2. umgangssprachlich bis Slang; oft abfällig: Automobil

Cross Translation:
FromToVia
Karre fordon; åkdon bagnole — France|fr (familier, fr) voiture, automobile.