Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Kanzler:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Kanzler (Duits) in het Zweeds

Kanzler:

Kanzler [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Kanzler
    kansler
    • kansler [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Kanzler:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kansler Kanzler

Synoniemen voor "Kanzler":


Wiktionary: Kanzler

Kanzler
noun
  1. historisch, kurz für: Bundeskanzler, Regierungschef des Norddeutscher Bund zwischen 1867 und 1871
  2. kurz für: Bundeskanzler, Leiter der Bundeskanzlei in der Schweiz
  3. kurz für: Bundeskanzler, Regierungschef der Republik Österreich
  4. kurz für: Bundeskanzler, Regierungschef der Bundesrepublik Deutschland

Cross Translation:
FromToVia
Kanzler kansler chancellor — important notary; person in charge of some area of government