Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Jammer:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Jammer (Duits) in het Zweeds

Jammer:

Jammer [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Jammer
    synd; tyvärr; ledsen; otur
    • synd [-en] zelfstandig naamwoord
    • tyvärr zelfstandig naamwoord
    • ledsen zelfstandig naamwoord
    • otur [-en] zelfstandig naamwoord
  2. der Jammer (Notzustand; Not; Elend; )
    kris; nödsituation

Vertaal Matrix voor Jammer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kris Alarm; Armut; Elend; Hilfsbedürftigkeit; Jammer; Not; Notzustand; Wende; Wendepunkt Drehung; Wendepunkt
ledsen Jammer
nödsituation Alarm; Armut; Elend; Hilfsbedürftigkeit; Jammer; Not; Notzustand; Wende; Wendepunkt Alarm; Notzustand
otur Jammer
synd Jammer Fehler; Irrtum; Klemmblock; Schraubstock; Sünde; Unsittlichkeit; Untugend; Versehen
tyvärr Jammer
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ledsen bedrückt; betrüblich; düster; finster; freudlos; gedrückt; griesgrämig; grimmig; launenhaft; launisch; mürrisch; niedergeschlagen; schlechtgelaunt; schwermütig; trüb; trübselig; trübsinnig; verdrießlich; übellaunig
synd bedauerlich; leider; schade; verdrießlich; ärgerlich
tyvärr ach

Synoniemen voor "Jammer":


Wiktionary: Jammer

Jammer
noun
  1. Zustand von Leid, Elend
  2. Äußerung von Wehklagen

Cross Translation:
FromToVia
Jammer sorg; ve woe — grief; sorrow; misery; heavy calamity
Jammer anklagelse; beskyllning; klagomål; åtal plainte — Traductions à trier suivant le sens