Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Impertinenz:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Impertinenz (Duits) in het Zweeds

Impertinenz:

Impertinenz [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Impertinenz (Unverschämtheit; Indiskretion; Frechheit)
    oförskämd; uppskäftig

Vertaal Matrix voor Impertinenz:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
oförskämd Frechheit; Impertinenz; Indiskretion; Unverschämtheit
uppskäftig Frechheit; Impertinenz; Indiskretion; Unverschämtheit
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
oförskämd anmaßend; arrogant; bäuerisch; derb; doof; dreist; dörflich; flegelhaft; frech; grob; grobschlächtig; klobig; plump; schwerfällig; täppisch; tölpelhaft; unbescheiden; ungehobelt; ungeniert; ungeschickt; ungeschlacht; ungeschliffen; unverschämt; zutäppisch; zynisch; überheblich

Synoniemen voor "Impertinenz":


Wiktionary: Impertinenz

Impertinenz
noun
  1. aufdringliches, unverschämtes, ungehöriges Verhalten