Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Hohn:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Hohn (Duits) in het Zweeds

Hohn:

Hohn [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Hohn
    hån; förakt
    • hån [-ett] zelfstandig naamwoord
    • förakt [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. der Hohn (Verachtung; Gespött)
    förakt; hån; spotskhet
    • förakt [-ett] zelfstandig naamwoord
    • hån [-ett] zelfstandig naamwoord
    • spotskhet [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Hohn:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förakt Gespött; Hohn; Verachtung Bitterkeit; Geringschätzung; Schärfe; Verachtung
hån Gespött; Hohn; Verachtung Beleidigung; Beschimpfung; Bitterkeit; Gejohle; Gespött; Hohngelächter; Johlen; Lästerung; Schande; Schmähung; Schärfe; Spott; Spöttelei; Spötterei; Verhöhnung; Verleumdung; Verspottung
spotskhet Gespött; Hohn; Verachtung Bitterkeit; Schärfe

Synoniemen voor "Hohn":


Wiktionary: Hohn

Hohn
noun
  1. demütigender, beißender Spott

Cross Translation:
FromToVia
Hohn spe; hån aanfluiting — wat iets belachelijk of ten schande maakt
Hohn hån; spe simulacre — (religion) (term, surtout au pluriel) image, statue, idole, représentation de fausses divinités.