Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Haushaltshilfe:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Haushaltshilfe (Duits) in het Zweeds

Haushaltshilfe:

Haushaltshilfe [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Haushaltshilfe (Haushaltsaushilfskraft)
    hushållerska
  2. die Haushaltshilfe (Dienstbotinnen; Dienstmädchen; Dienerinnen)
    tjänsteflicka; tjänare; tjäanstefolk
  3. die Haushaltshilfe (Untertanen; Diener; Dienstmädchen)
    tjänare
  4. die Haushaltshilfe

Vertaal Matrix voor Haushaltshilfe:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hushållerska Haushaltsaushilfskraft; Haushaltshilfe Hausdiener; Haushälterin
tjäanstefolk Dienerinnen; Dienstbotinnen; Dienstmädchen; Haushaltshilfe
tjänare Diener; Dienerinnen; Dienstbotinnen; Dienstmädchen; Haushaltshilfe; Untertanen Aufseher; Bediente; Diener; Dienerin; Dienstbote; Dienstmädchen; Hilfe im Haushalt; Knecht; Stallknecht; Wärter
tjänsteflicka Dienerinnen; Dienstbotinnen; Dienstmädchen; Haushaltshilfe Bediente; Diener; Dienerinnen; Dienstbotinnen; Dienstmädchen; Mädchen; Mägde
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
hemtjänst Haushaltshilfe

Synoniemen voor "Haushaltshilfe":

  • Hausangestellter; Berufstätiger

Wiktionary: Haushaltshilfe

Haushaltshilfe
noun
  1. (weibliche) Person, die zur Unterstützung bei der Hausarbeit (nach Bedarf, stunden-/tageweise) beschäftigt wird

Computer vertaling door derden: