Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Handschellen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Handschellen (Duits) in het Zweeds

Handschellen:

Handschellen [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Handschellen (Fessel)
    kedja
    • kedja [-en] zelfstandig naamwoord
  2. die Handschellen
    manschetter

Vertaal Matrix voor Handschellen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kedja Fessel; Handschellen Abfolge; Aneinanderreihung; Erkettung; Folge; Kette; Reihe; Reihenfolge; Serie; Verkettung
manschetter Handschellen Manschetten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kedja aneinanderreihen; ketten; verketten

Synoniemen voor "Handschellen":

  • Handfesseln; Handschließen

Wiktionary: Handschellen


Cross Translation:
FromToVia
Handschellen handbojor; handklovar handcuffs — metal rings for fastening wrists
Handschellen handklovar; handbojor manacle — a shackle restricting free movement of the hands
Handschellen boja shackle — a restraint fit over an appendage