Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Greuel (Duits) in het Zweeds

Greuel:

Greuel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Greuel (rote Grütze)
    vattgröt
  2. der Greuel (Verabscheuung; Schrecken; Abscheu; Schrecknis)
    vederstyggelse; avsky; vederstygglighet
  3. der Greuel (Schrecken; Widerwille; Schaurigkeit)
    motvilja; avsmak
    • motvilja [-en] zelfstandig naamwoord
    • avsmak [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Greuel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avsky Abscheu; Ekel; Greuel; Schrecken; Schrecknis; Verabscheuung; Widerwille Abscheu; Bestürztheit; Bestürzung; Entsetzen; Furcht; Schreck; Verabscheuung
avsmak Greuel; Schaurigkeit; Schrecken; Widerwille
motvilja Greuel; Schaurigkeit; Schrecken; Widerwille Antipathie; Widerwille
vattgröt Greuel; rote Grütze
vederstyggelse Abscheu; Ekel; Greuel; Schrecken; Schrecknis; Verabscheuung; Widerwille
vederstygglighet Abscheu; Ekel; Greuel; Schrecken; Schrecknis; Verabscheuung; Widerwille
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avsky geringschätzen; hassen; verabscheuen; verachten; verschmähen