Gestell in het Zweeds vertaald uit het Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Gestell:
- resning; konstruktion; stomme; skelett; kaross; ställ; ställning; ram; infattning; torkställ; chassis; diskställ; bagagehylla; glasögon båge; hylsa; hållare; lampsockel; stativ; skal; chassi; stöd; stötta; trefot; tripod; trefotsstativ
Wiktionary:
- Gestell → bågar, ram, chassi, stomme, ställning, stativ, ställ
- Gestell → härd, kropp

Duits

Uitgebreide vertaling voor Gestell (Duits) in het Zweeds

Gestell:

Gestell [das ~] zelfstandig naamwoord

Gestell (Gerüst; Rahmen; Gerippe)
resning; konstruktion; stomme; skelett
- resning [-en] zelfstandig naamwoord
- konstruktion [-en] zelfstandig naamwoord
- stomme [-en] zelfstandig naamwoord
- skelett [-ett] zelfstandig naamwoord
Gestell (Untergestell; Fußgestell; Fahrgestell)
kaross
- kaross [-en] zelfstandig naamwoord
Gestell (Stellage; Gerüst; Lattenwerk; Spalier; Lattengestell)
ställ; ställning
- ställ zelfstandig naamwoord
- ställning [-en] zelfstandig naamwoord
Gestell (Gerippe)
stomme; ram; skelett; infattning
- stomme [-en] zelfstandig naamwoord
- ram [-en] zelfstandig naamwoord
- skelett [-ett] zelfstandig naamwoord
- infattning [-en] zelfstandig naamwoord
Gestell (Wäscheständer; Ständer; Stellage)
torkställ
- torkställ [-ett] zelfstandig naamwoord
Gestell (Chassis; Fahrgestell; Fußgestell)
chassis
- chassis zelfstandig naamwoord
Gestell (Ständer)
diskställ; bagagehylla
- diskställ zelfstandig naamwoord
- bagagehylla zelfstandig naamwoord
Gestell (Fassung)
glasögon båge
- glasögon båge zelfstandig naamwoord
Gestell (Fassung)
hylsa; hållare; lampsockel
- hylsa [-en] zelfstandig naamwoord
- hållare [-en] zelfstandig naamwoord
- lampsockel zelfstandig naamwoord
Gestell (Fußgestell; Sockel)
stativ
- stativ [-ett] zelfstandig naamwoord
Gestell (Fahrgestell; Chassis; Fensterrahmen; Rahmen; Gerüst)
skal; chassi; ram; stomme; skelett
- skal [-ett] zelfstandig naamwoord
- chassi [-ett] zelfstandig naamwoord
- ram [-en] zelfstandig naamwoord
- stomme [-en] zelfstandig naamwoord
- skelett [-ett] zelfstandig naamwoord
Gestell (Träger; Stütze)
stöd; stötta
- stöd [-ett] zelfstandig naamwoord
- stötta [-en] zelfstandig naamwoord
Gestell (Stativ)
trefot; tripod; trefotsstativ
- trefot [-en] zelfstandig naamwoord
- tripod [-en] zelfstandig naamwoord
- trefotsstativ zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Gestell:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bagagehylla	Gestell; Ständer	Gepäckhalter; Gepäcknetz
chassi	Chassis; Fahrgestell; Fensterrahmen; Gerüst; Gestell; Rahmen
chassis	Chassis; Fahrgestell; Fußgestell; Gestell
diskställ	Gestell; Ständer
glasögon båge	Fassung; Gestell
hylsa	Fassung; Gestell
hållare	Fassung; Gestell	Folter; Folterbank; Folterbänke
infattning	Gerippe; Gestell
kaross	Fahrgestell; Fußgestell; Gestell; Untergestell
konstruktion	Gerippe; Gerüst; Gestell; Rahmen	Anlegen; Anordnung; Anschlagen; Aufbau; Aufeinanderfolge; Aufstellung; Bau; Bauart; Bausektor; Einteilung; Erbauung; Errichtung; Fertigung; Gestaltung; Herstellung; Komplex; Konstruktion; Ordnung; Rangordnung; Struktur; System; Zusammensetzung; innere Aufbau
lampsockel	Fassung; Gestell
ram	Chassis; Fahrgestell; Fensterrahmen; Gerippe; Gerüst; Gestell; Rahmen	Frame; Gesundheit; Konstituierung; Konstitution; Körperbau; Körperbeschaffentheit; Leibesbeschaffenheit; Leistenwerk; Rahmen; Verfassung; Videoframe
resning	Gerippe; Gerüst; Gestell; Rahmen	Auflehnung; Aufruhr; Aufstand; Erhebung; Rebellion; Volksaufstand; Volkserhebung
skal	Chassis; Fahrgestell; Fensterrahmen; Gerüst; Gestell; Rahmen	Deckel; Design; Dose; Emballage; Gefäß; Gehäuse; Hülse; Kappe; Kapsel; Karton; Kasten; Muschel; Packung; Schachtel; Schale; Skin; Verpackung
skelett	Chassis; Fahrgestell; Fensterrahmen; Gerippe; Gerüst; Gestell; Rahmen	Gebeine; Gerippe; Gerüst; Knochen; Knochenbau; Skelett; dürres Geschöpf
stativ	Fußgestell; Gestell; Sockel
stomme	Chassis; Fahrgestell; Fensterrahmen; Gerippe; Gerüst; Gestell; Rahmen	Leistenwerk
ställ	Gerüst; Gestell; Lattengestell; Lattenwerk; Spalier; Stellage	Folter; Folterbank; Folterbänke
ställning	Gerüst; Gestell; Lattengestell; Lattenwerk; Spalier; Stellage	Folter; Folterbank; Folterbänke; Hebebaum; Heber; Hebevorrichtung; Lage; Position; Regal; Stand; Standort; Stellungnahme; Verfassung; Zustand
stöd	Gestell; Stütze; Träger	Assistenz; Beistand; Beköstigung; Halt; Hilfe; Lebensunterhalt; Rückenstütze; Standard; Standarte; Stander; Strebepfeiler; Ständer; Stütze; Stützung; Unterhalt; Unterstützung; kleineUnterstützung
stötta	Gestell; Stütze; Träger	Stützbolzen
torkställ	Gestell; Stellage; Ständer; Wäscheständer
trefot	Gestell; Stativ
trefotsstativ	Gestell; Stativ
tripod	Gestell; Stativ
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
stötta		abstützen; entlasten; stützen; unterstützen
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
stötta		unterstützt

Synoniemen voor "Gestell":

Stellage; Ständer

Wiktionary: Gestell

Gestell

noun

Vorrichtung, die für etwas zur Befestigung bzw. als Träger dient
- Gestell → bågar; ram; chassi; stomme; ställning
Einrichtungsgegenstand, meist aus Brettern und Trägern (Leisten, Latten), der als Ablage dient
- Gestell → stativ; ställning; ställ

Cross Translation:

From	To	Via
• Gestell	→ härd	↔ hearth — Part of furnace
• Gestell	→ kropp	↔ carcasse — Personne ou animal d’une extrême maigreur

Remove Ads

Vertaal Gestell van Duits naar Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Gestell (Duits) in het Zweeds

Gestell:

Gestell [das ~] zelfstandig naamwoord

Gestell (Gerüst; Rahmen; Gerippe)

Gestell (Untergestell; Fußgestell; Fahrgestell)

Gestell (Stellage; Gerüst; Lattenwerk; Spalier; Lattengestell)

Gestell (Gerippe)

Gestell (Wäscheständer; Ständer; Stellage)

Gestell (Chassis; Fahrgestell; Fußgestell)

Gestell (Ständer)

Gestell (Fassung)

Gestell (Fassung)

Gestell (Fußgestell; Sockel)

Gestell (Fahrgestell; Chassis; Fensterrahmen; Rahmen; Gerüst)

Gestell (Träger; Stütze)

Gestell (Stativ)

Vertaal Matrix voor Gestell:

Synoniemen voor "Gestell":

Wiktionary: Gestell