Overzicht
Duits naar Zweeds: Meer gegevens...
- Geselle:
-
Wiktionary:
- Geselle → gesäll
- Geselle → vandringsgesäll, gesäll
Duits
Uitgebreide vertaling voor Geselle (Duits) in het Zweeds
Geselle:
-
der Geselle (Gefährte; Freund; Kumpel; Kamerad; Genosse; Macker)
-
der Geselle (Assistent; Hilfe; Mitarbeiter; Aushilfe; Helfer; Sekundant; Gehilfe; Gehilfin)
-
der Geselle (Nachfolger; Anhänger; Verfolger; Jünger)
-
der Geselle (Kerl; Mann; Kerlchen; Bursche; Bruder)
-
der Geselle (Kammerdiener; Hausdiener; Gestalt; Herr; Mann; Kerl; Hecht; Diener; Knecht; Bediente; Stallknecht)
betjänt; lackej; uppassare; kammartjänare-
lackej zelfstandig naamwoord
-
kammartjänare zelfstandig naamwoord
-
der Geselle (Gesellin; Freund; Kumpel; Begleiter; Genosse; Macker; Kamerad)
kvinnlig partner-
kvinnlig partner zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor Geselle:
Synoniemen voor "Geselle":
Wiktionary: Geselle
Geselle
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Geselle | → vandringsgesäll; gesäll | ↔ journeyman — tradesman who has served an apprenticeship |