Duits

Uitgebreide vertaling voor Geschrei (Duits) in het Zweeds

Geschrei:

Geschrei [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Geschrei
    siktar; såll
    • siktar zelfstandig naamwoord
    • såll [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. Geschrei (Gezeter; Gebrüll; Gegröle)
    ropande; skrikande; galande; hojtande
  3. Geschrei (Gebrüll; Gekreisch; Schreien; )
    tjutande; skrikande; vrålanede; rytande
  4. Geschrei (Gebrüll; Gekreisch)
    skrikande
  5. Geschrei (Gekeife; Keiferei; Geschimpfe; Gezänk)
    utskällning; förmaning; bannor
  6. Geschrei (Lärm; Krawall; Spektakel; Geheul)
    buller; larm
    • buller [-ett] zelfstandig naamwoord
    • larm [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Geschrei:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bannor Gekeife; Geschimpfe; Geschrei; Gezänk; Keiferei
buller Geheul; Geschrei; Krawall; Lärm; Spektakel Lärm
förmaning Gekeife; Geschimpfe; Geschrei; Gezänk; Keiferei Ermahnung; Mahnung; Tadel; Verwarnung; Zurechtweisung
galande Gebrüll; Gegröle; Geschrei; Gezeter
hojtande Gebrüll; Gegröle; Geschrei; Gezeter
larm Geheul; Geschrei; Krawall; Lärm; Spektakel Alarmanlage; Klamauk; Tamtam; Weckton
ropande Gebrüll; Gegröle; Geschrei; Gezeter Ansprechen
rytande Gebrüll; Gekreisch; Geschrei; Kreischen; Schreien; Spektakel; Zetergeschrei Gebrüll; Gegröle; Gejohle; Gepolter; Geschimpfe; Johlen; Schreien; Zetergeschrei
siktar Geschrei
skrikande Gebrüll; Gegröle; Gekreisch; Geschrei; Gezeter; Kreischen; Schreien; Spektakel; Zetergeschrei Gebrüll; Gekreisch; Kreischen
såll Geschrei
tjutande Gebrüll; Gekreisch; Geschrei; Kreischen; Schreien; Spektakel; Zetergeschrei Gebrüll; Gekreisch; Kreischen
utskällning Gekeife; Geschimpfe; Geschrei; Gezänk; Keiferei Ausputzer
vrålanede Gebrüll; Gekreisch; Geschrei; Kreischen; Schreien; Spektakel; Zetergeschrei

Synoniemen voor "Geschrei":