Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal Gesamtzahl

Vertaal Gesamtzahl van Duits naar Zweeds

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Gesamtzahl:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Gesamtzahl (Duits) in het Zweeds

Gesamtzahl:

Gesamtzahl [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Gesamtzahl (Gesamtbetrag; Gesamtbeträge; Hauptsumme)
    totalsumma
  2. die Gesamtzahl (Endergebnis; Konklusion; Resultat; )
    slutsats; slut; avslutning; slutresultat

Vertaal Matrix voor Gesamtzahl:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avslutning Endergebnis; Ergebnis; Folgerung; Gesamtergebnis; Gesamtzahl; Konklusion; Resultat; Schluß Abschluß; Arsch; Beendigung; Beendung; Einigung; Ende; Ergänzung; Erledigung; Fertigstellung; Hintern; Nachtrag; Vollendung
slut Endergebnis; Ergebnis; Folgerung; Gesamtergebnis; Gesamtzahl; Konklusion; Resultat; Schluß Ablauf; Abschluß; Arsch; Ausklang; Auslauf; Beendigung; Beendung; Beschluß; Ende; Endkampf; Endlauf; Endpunkt; Hintern; Schluß; Schwanzende
slutresultat Endergebnis; Ergebnis; Folgerung; Gesamtergebnis; Gesamtzahl; Konklusion; Resultat; Schluß Endresultat; Gesamtergebnis; Gesamterlös; Gesamtertrag
slutsats Endergebnis; Ergebnis; Folgerung; Gesamtergebnis; Gesamtzahl; Konklusion; Resultat; Schluß Effekte; Folgen; Schlußsatz; Wirkung
totalsumma Gesamtbetrag; Gesamtbeträge; Gesamtzahl; Hauptsumme Gesamtbetrag; Gesamtkosten; Totalbetrag; Totalsumme
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
slut abgemattet; abgespannt; ermattet; erschöpft; fertig; halbtot; hundemüde; kaputt; leid; ohnmächtig; satt; todmüde; übermüdet

Wiktionary: Gesamtzahl

Gesamtzahl
noun
  1. alle einzelnen Objekte zusammen

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0199 seconde
Page rendered in 1.0 seconds