Duits
Uitgebreide vertaling voor Gemahl (Duits) in het Zweeds
Gemahl:
-
der Gemahl (Ehegatte; Mann; Partner; Lebenspartner; Gatte)
-
der Gemahl (Mann; Gatte)
-
der Gemahl (Gattin; Frau; Weib; Gemahlin; Mann; Gatte)
make eller maka; fru; livspartner; man-
make eller maka zelfstandig naamwoord
-
livspartner zelfstandig naamwoord
-
-
der Gemahl (männliche Person; Mann; Kumpel; Weib; Kerl; Gatte; Gefährte; Freund; Partner; Teilhaber)
herre; man; person av manligt kön; make-
herre zelfstandig naamwoord
-
person av manligt kön zelfstandig naamwoord
-
-
der Gemahl (Gatte; Gattin; Frau; Ehehälfte; Gemahlin; Weib; Mann)
livskamrat; äkta hälft; fru; maka; make; man-
livskamrat zelfstandig naamwoord
-
äkta hälft zelfstandig naamwoord
-