Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Geilheit:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Geilheit (Duits) in het Zweeds

Geilheit:

Geilheit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Geilheit
    kåthet
    • kåthet [-en] zelfstandig naamwoord
  2. die Geilheit (Lust; Genußsucht; Leidenschaft; )
    lust; begär; passion
    • lust [-en] zelfstandig naamwoord
    • begär [-ett] zelfstandig naamwoord
    • passion [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Geilheit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begär Geilheit; Genußsucht; Hingebung; Inbrunst; Leidenschaft; Lust; Passion; Wollust Antrieb; Atemzug; Begehren; Begierde; Geschlechtstrieb; Gier; Leidenschaft; Leidenschaftlichkeit; Trieb; Verlangen
kåthet Geilheit
lust Geilheit; Genußsucht; Hingebung; Inbrunst; Leidenschaft; Lust; Passion; Wollust Leidenschaft; Lust; Trieb; sexuelle Begierde
passion Geilheit; Genußsucht; Hingebung; Inbrunst; Leidenschaft; Lust; Passion; Wollust Besessenheit; Einsatz; Ergebenheit; Hingabe; Hingebung; Leidenschaft; Passion; Treue; Widmung; Übergabe

Synoniemen voor "Geilheit":


Wiktionary: Geilheit


Cross Translation:
FromToVia
Geilheit hetta; iver; häftighet ardeurchaleur vif, extrême.