Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Gehrung:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Gehrung (Duits) in het Zweeds

Gehrung:

Gehrung [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Gehrung (Fehlschlag; Nichterfüllung; Versäumnis)
    fel
    • fel [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Gehrung:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fel Fehlschlag; Gehrung; Nichterfüllung; Versäumnis Abwesenheit; Defekt; Defekte; Falsche; Falschheit; Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschläge; Irrtum; Mißstand; Mißverhältnis; Schnitzer; Tadel; Unrecht; Verfehlung; Versehen; Vorwurf; Übel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fel durcheinander; falsch; fehlerhaft; irrtümlicherweise; konfus; unrichtig; verkehrt; verschmitzt; verstört; verwirrt; wirr

Wiktionary: Gehrung

Gehrung
noun
  1. Handwerk: die Verbindung zweier Hölzer, Leisten, Metallschienen etc. unter einem Gehrungswinkel, der meist 45 Grad beträgt.