Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Gegenstück:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Gegenstück (Duits) in het Zweeds

Gegenstück:

Gegenstück [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Gegenstück (Pendant)
    motstycke; pendang; motbild
  2. Gegenstück (Gegenteil)
    antites
    • antites [-en] zelfstandig naamwoord
  3. Gegenstück (Gleiche)
    lika; samma
    • lika [-en] zelfstandig naamwoord
    • samma zelfstandig naamwoord
  4. Gegenstück (Gegenteil; Gegensatz; Antipode; Kontrast)
    motsats; motpol; det motsatta
  5. Gegenstück (Gegenpol; Gegensatz; Gegensätze; )
    motsats
    • motsats [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Gegenstück:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
antites Gegenstück; Gegenteil Gegensatz; Gegenteil; Gegenübergestellte
det motsatta Antipode; Gegensatz; Gegenstück; Gegenteil; Kontrast Gegensatz; Gegenteil; Gegenübergestellte
lika Gegenstück; Gleiche
motbild Gegenstück; Pendant
motpol Antipode; Gegensatz; Gegenstück; Gegenteil; Kontrast
motsats Antipode; Gegenbild; Gegenpol; Gegensatz; Gegenstück; Gegensätze; Gegenteil; Kontrast Gegensatz; Gegensätze; Gegensätzlichkeit; Gegenteil; Gegenübergestellte; Kontrast
motstycke Gegenstück; Pendant
pendang Gegenstück; Pendant
samma Gegenstück; Gleiche Dasselbe; Gleiche; das Gleiche
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lika analog; egal; einander entsprechend; einander gleich; einerlei; gleichartig; gleichförmig; gleichgültig; gleichwertig; homogen; identisch; indifferent; teilnamslos; ungerührt; uninterressiert; unparteiisch
samma selbe; selbst

Synoniemen voor "Gegenstück":

  • Parallele
  • Analogon; dazu passende Sache; Entsprechung; Korrelat; Pendant