Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Garstigkeit:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Garstigkeit (Duits) in het Zweeds

Garstigkeit:

Garstigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Garstigkeit (unverschämte Bemerkung; Roheit; Derbheit; )
  2. die Garstigkeit (Grobheit; Derbheit)
    grovhet
    • grovhet [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Garstigkeit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grovhet Derbheit; Garstigkeit; Grobheit Derbheit; Flegelhaftigkeit; Grobheit; Härte; Plattheit; Plumpheit; Roheit; Schroffheit; Unhöflichkeit; Vulgarität
oförskämd anmärkning Derbheit; Flegelhaftigkeit; Garstigkeit; Grobheit; Plumpheit; Roheit; Schroffheit; unverschämte Bemerkung