Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Furche:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Furche (Duits) in het Zweeds

Furche:

Furche [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Furche (Schlitz; Falz)
    myntinkast; springa
  2. die Furche (Kannelüre; Rille; Rinne; Falz)
    fåra; räffla
    • fåra [-en] zelfstandig naamwoord
    • räffla zelfstandig naamwoord
  3. die Furche (Fahrrinne; Rinne; Fahrwasser)
    kanal; dike; farväg
    • kanal [-en] zelfstandig naamwoord
    • dike [-ett] zelfstandig naamwoord
    • farväg zelfstandig naamwoord
  4. die Furche (Rille; Rinne)
    dike
    • dike [-ett] zelfstandig naamwoord
  5. die Furche (Nute; Spalt; Falz; )
    landningsbana
  6. die Furche (Schacht; Mine; Steinbruch; )
    minskackt
  7. die Furche (Nut; Einschnitt; Rinne; Rille)
    fåra; ränna; räffla
    • fåra [-en] zelfstandig naamwoord
    • ränna [-en] zelfstandig naamwoord
    • räffla zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Furche:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dike Fahrrinne; Fahrwasser; Furche; Rille; Rinne Damm; Deich; Graben; Kehrdamm; Sperrdamm; Wall
farväg Fahrrinne; Fahrwasser; Furche; Rinne
fåra Einschnitt; Falz; Furche; Kannelüre; Nut; Rille; Rinne
kanal Fahrrinne; Fahrwasser; Furche; Rinne Channel; Fahrt; Fahrtroute; Gracht; Kanal; Kommunikationschannel; Kommunikationskanal; Lauf
landningsbana Einschnitt; Falz; Fuge; Furche; Nute; Schlitz; Spalt Landebahn; Landepiste; Landestelle; Landungsplatz; Startbahn
minskackt Bergwerk; Bruch; Furche; Grube; Hohlräume; Höhlung; Mine; Schacht; Steinbruch
myntinkast Falz; Furche; Schlitz
räffla Einschnitt; Falz; Furche; Kannelüre; Nut; Rille; Rinne
ränna Einschnitt; Furche; Nut; Rille; Rinne
springa Falz; Furche; Schlitz Aussparung; Kluft; Spalt; Spalte; Zwischenraum
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fåra einkerben; einschneiden; falzen
ränna eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen
springa durchfallen; eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnell laufen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen

Synoniemen voor "Furche":


Wiktionary: Furche

Furche
noun
  1. Landwirtschaft: eine längliche Vertiefung, für gewöhnlich auf einem Feld

Cross Translation:
FromToVia
Furche fåra; plogfåra furrow — trench cut in the soil
Furche hjulspår ornière — trace
Furche fåra; dagsverke; fält; spår; rynka sillontranchée que le soc, le coutre de la charrue ouvre dans la terre qu’on laboure.