Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Fußgelenk:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Fußgelenk (Duits) in het Zweeds

Fußgelenk:

Fußgelenk [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Fußgelenk
    ankel; fotled
    • ankel [-en] zelfstandig naamwoord
    • fotled [-en] zelfstandig naamwoord
  2. Fußgelenk (Knöchelgelenk; Sprunggelenk)
    fotled; ankelled

Vertaal Matrix voor Fußgelenk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ankel Fußgelenk
ankelled Fußgelenk; Knöchelgelenk; Sprunggelenk
fotled Fußgelenk; Knöchelgelenk; Sprunggelenk

Synoniemen voor "Fußgelenk":


Wiktionary: Fußgelenk

Fußgelenk
noun
  1. Gelenk, das die Fuß- und Unterschenkelknochen verbindet