Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Fiasko:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Fiasko (Duits) in het Zweeds

Fiasko:

Fiasko [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Fiasko (Mißlingen; Fehlschläge; Fehler; )
    misslyckande

Vertaal Matrix voor Fiasko:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
misslyckande Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschläge; Fehlschuß; Fehlschüsse; Fiasko; Mißerfolg; Mißlingen; Reinfall; Scheitern Fehlschuß; Stockung

Synoniemen voor "Fiasko":


Wiktionary: Fiasko

Fiasko
noun
  1. Misserfolg, Reinfall, soziale oder wirtschaftliche Katastrophe

Cross Translation:
FromToVia
Fiasko pannkaka; fiasko fiasco — ludicrous or humiliating situation